ECLI:NL:RVS:2009:BK7967

Raad van State

Datum uitspraak
30 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903041/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Kern Ankeveen door college van gedeputeerde staten van Noord-Holland

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Kern Ankeveen" door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland. Het college heeft op 24 februari 2009 besloten goedkeuring te verlenen aan het door de raad van de gemeente Wijdemeren op 26 juni 2008 vastgestelde bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden van beroep hebben aangevuld. De zaak is behandeld op 16 november 2009, waarbij zowel appellanten als vertegenwoordigers van het college en de raad aanwezig waren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat het college de taak heeft om te onderzoeken of het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Appellanten betogen dat de goedkeuring van het plan onterecht is verleend, omdat er een tweede bedrijfswoning mogelijk is gemaakt op het perceel, wat volgens hen niet in overeenstemming is met de bestaande situatie en hun woongenot aantast. Het college heeft echter gesteld dat de tweede bedrijfswoning onder het overgangsrecht van het voorheen geldende bestemmingsplan valt.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor zover het betreft de aanduiding ‘2’ op de plankaart niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van appellanten is gegrond verklaard voor dit onderdeel, en het college is opgedragen goedkeuring te onthouden aan het plan voor dat specifieke plandeel. Voor het overige is het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en de proceskosten zijn vergoed aan appellanten.

Uitspraak

200903041/1/R2.
Datum uitspraak: 30 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Wijdemeren (hierna: de raad) bij besluit van 26 juni 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Kern Ankeveen" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] (hierna in enkelvoud: [appellant]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2008, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 mei 2008 zijn de gronden van het beroep aangevuld.
[belanghebbende] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 november 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. M.A. de Boer, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. K.J.T.M. Hehenkamp, advocaat te Amsterdam. Voorts zijn de raad, vertegenwoordigd door mr. A. van Dekken, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [belanghebbende] in persoon en bijgestaan door mr. M.E. Jendsen, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, daar als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan is opgesteld in het kader van het actualiserings- en uniformeringsproces van de bestemmingsplannen voor het grondgebied van de gemeente Wijdemeren. Het voorziet in een planologische regeling van de kern Ankeveen.
2.3. Het beroep van [appellant] heeft betrekking op het plandeel met de bestemming "Horecadoeleinden (H)" voor zover het betreft het perceel [locatie 1 en 2] te [plaats] (hierna: het perceel).
[appellant], die woont op [locatie 3], betoogt dat bij de vaststelling van het plan ten onrechte alsnog een tweede bedrijfswoning mogelijk is gemaakt op het perceel. De ter plaatse feitelijk aanwezige tweede woning wordt niet gebruikt door een persoon die een arbeidsrelatie heeft met het op het perceel gevestigde restaurant.
Voorts betoogt hij dat bij de vaststelling van het plan de aanduiding op de plankaart ‘H(z)’ ten onrechte is gewijzigd in de aanduiding ‘H3’ en de aanduiding van een maximaal bebouwingspercentage van 50. Hij stelt dat als gevolg van deze gewijzigde vaststelling ter plaatse uitbreiding van de bebouwing kan worden gerealiseerd waardoor de lichtinval in zijn woning wordt beperkt en zijn woongenot wordt aangetast.
2.4. Het college heeft geen reden gezien in zoverre goedkeuring aan het gewijzigd vastgestelde plandeel te onthouden. In navolging van de reactie van de raad op de door [appellant] naar voren gebrachte bedenkingen, stelt het college zich op het standpunt dat de tweede bedrijfswoning onder het overgangsrecht van het voorheen geldende bestemmingsplan "Kern Ankeveen 1983" viel. Nu de woning niet binnen de planperiode verdwijnt, is deze volgens het college terecht als zodanig bestemd in het plan.
Voorts heeft het college ingestemd met het standpunt van de raad dat aan het perceel alsnog de aanduiding ‘H3’ en de aanduiding van een maximaal bebouwingspercentage van 50 worden toegekend.
2.5. Het perceel is op de plankaart aangewezen voor de bestemming "Horecadoeleinden (H)" met de nadere aanduidingen ‘H4(w)’ en ‘2’ binnen het bouwvlak en ‘H3’ met een maximaal bebouwingspercentage van 50 voor het overige gedeelte van het perceel. Niet in geschil is dat op het perceel een restaurant met twee inpandige woningen [locatie 1 en 2] is gevestigd en dat de eigenaar van het restaurant woont in de woning [locatie 1], die zich naast het restaurant bevindt.
Ingevolge artikel 9, derde lid, van de planvoorschriften is op de op de plankaart voor "Horecadoeleinden (H)" aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding ‘(w)’ 1 bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de plankaart anders is aangegeven. In dat geval geldt het op de plankaart aangegeven aantal als maximum. Nu op de plankaart ‘2’ is aangegeven, is ter plaatse een tweede bedrijfswoning toegestaan.
Ingevolge artikel 1, onder 12, wordt in het plan onder bedrijfswoning/dienstwoning verstaan een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.
Ingevolge artikel 9, vierde lid, onder a, sub 2, mag de goothoogte van een gebouw niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. Nu op de plankaart voor het gedeelte van het perceel, dat buiten het bouwvlak met de nadere aanduiding ‘H4(w)’ is gelegen, een ‘3’ is aangegeven, is ter plaatse een maximale goothoogte van 3 meter toegestaan. Ingevolge het vierde lid, onder a, sub 3, voor zover hier van belang, bedraagt de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage van het bouwperceel. Op de plankaart is ter plaatse een maximaal bebouwingspercentage van 50 aangeduid.
2.5.1. De Afdeling stelt vast dat de raad noch het college heeft betwist dat de boven het restaurant gesitueerde woning [locatie 2] ten tijde van het van kracht worden van het voorheen geldende bestemmingsplan "Kern Ankeveen 1983" en nadien niet in gebruik was als tweede bedrijfswoning. Verder is gesteld noch gebleken dat ten behoeve van de bedrijfsvoering van het restaurant een tweede bedrijfswoning noodzakelijk is.
2.5.2. De Afdeling is voorts van oordeel dat het college zich met de raad in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een bebouwingspercentage van maximaal 50 en een goothoogte van maximaal 3 meter voor het gedeelte van het perceel dat buiten het bouwvlak met de nadere aanduiding ‘H4(w)’ is gelegen, passend is mede in relatie tot de omgeving. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van het plan de lichtinval in zijn woning en zijn woongenot op onaanvaardbare wijze worden aangetast.
2.5.3. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor zover dat betrekking heeft op de nadere aanduiding '2' op de plankaart van het perceel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat het college, door het plan in zoverre goed te keuren, heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep is op dit punt gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
De Afdeling ziet tevens aanleiding zelf in de zaak te voorzien en alsnog goedkeuring te onthouden aan het plan voor zover het betrekking heeft op de nadere aanduiding ‘2’ op de plankaart van het perceel.
Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd met betrekking tot de aanduiding ‘H3’ met een maximaal bebouwingspercentage van 50 voor het overige gedeelte van het perceel, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellanten] gegrond voor zover het betreft de op de plankaart aangegeven aanduiding ‘2’ voor het perceel [locatie 1] te [plaats];
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 24 februari 2009, kenmerk 2009-3693, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plan voor zover het betreft de op de plankaart aangegeven aanduiding ‘2’ voor het perceel [locatie 1] te [plaats];
III. onthoudt goedkeuring aan het plandeel, bedoeld onder II;
IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt;
VI. verklaart het beroep van [appellanten] voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 december 2009
12-573.