200901677/1/H1.
Datum uitspraak: 23 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
M.D. Import Export, gevestigd te Delfzijl,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 28 januari 2009 in zaak nr. 08/977 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Appingedam.
Bij besluit van 17 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Appingedam (hierna: het college) geweigerd aan M.D. Import Export (hierna: Import Export) vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het bestemmingsplan voor de vestiging van een pension in de voormalige zusterflat op het perceel Solwerderweg 7 te Appingedam (hierna: het perceel).
Bij besluit van 30 september 2008 heeft het college het door Import Export daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 januari 2009, verzonden op 29 januari 2009, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door Import Export daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Import Export bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 maart 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 april 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Import Export heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2009, waar Import Export, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, vergezeld door [directeur], en het college, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, zijn verschenen.
2.1. Import Export wenst in de voormalige zusterflat op het perceel ongeveer 50 tijdelijke (buitenlandse) werknemers te huisvesten die worden aangetrokken voor de bouw van energiecentrales in de Eemshaven. Ingevolge het bestemmingsplan "Tussengebied Appingedam/Delfzijl" (hierna: het bestemmingsplan) heeft het perceel de bestemming "Wooncentrum". Vaststaat dat het door Import Export gewenste gebruik in strijd is met het bestemmingsplan en alleen met vrijstelling medewerking kan worden verleend aan het plan van Import Export.
2.2. Artikel 5 van de voorschriften van het bestemmingsplan luidt, voor zover thans van belang:
A. De op de kaart voor wooncentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1. gebouwen ten behoeve van:
a. een bejaarden-, verpleeg- en/of verzorgings(te)huis;
c. sociale en medische voorzieningen;
Ingevolge artikel 24, onder A, van de planvoorschriften is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemmingen.
Ingevolge artikel 24, onder B, verlenen burgemeester en wethouders vrijstelling van het bepaalde in lid A, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
2.3. Import Export betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte heeft geweigerd vrijstelling voor het plan te verlenen met toepassing van artikel 24, onder B, van de planvoorschriften.
2.3.1. Het verlenen van een vrijstelling op de voet van de zogeheten toverformule is eerst mogelijk en, behoudens dringende redenen, ook verplicht, indien een zinvol gebruik overeenkomstig het geldende bestemmingsplan objectief gezien niet meer mogelijk is. Gelet op de stukken, in het bijzonder de verklaring van de architect J. Drenth, en het verhandelde ter zitting, is, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, voor gerede twijfel vatbaar of een zinvol gebruik van de voormalige zusterflat overeenkomstig de bestemming "Wooncentrum" nog mogelijk is te achten. Deze twijfel laat echter onverlet dat de rechtbank terecht geen grond heeft gevonden voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat er dringende redenen zijn die zich tegen het door Import Export beoogde gebruik verzetten. De rechtbank heeft terecht het standpunt van het college dat van hem niet kan worden gevergd medewerking te verlenen aan een ruimtelijke ontwikkeling die door het gemeentebestuur onwenselijk is geacht niet onredelijk bevonden. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat voor het in geding zijnde gebied een planologisch beleid wordt gevoerd dat voorziet in het oprichten en bundelen van (ouderen)zorggerelateerde functies in dit gebied. Dit beleid is vastgelegd in het nieuwe bestemmingsplan "Woongebieden" dat op 30 april 2009 onherroepelijk is geworden. Het college heeft de huisvesting van geen zorg behoevende niet bejaarde werknemers in redelijkheid als een doorkruising van dit beleid kunnen beschouwen. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor een ander oordeel.
2.4. Import Export betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college voor het gebruik vrijstelling had dienen te verlenen met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.4.1. Het college heeft geweigerd medewerking te verlenen aan het plan, omdat het huisvesting van (buitenlandse) werknemers niet passend acht in een gebied dat bestemd is voor gebouwen met een verpleeg- of zorgfunctie. Daarbij acht het college sloop van de zusterflat aangewezen, omdat deze naar zijn mening is aan te merken als een stedenbouwkundige dissonant. Voorts heeft het college het plan in strijd geacht met gemaakte intergemeentelijke beleidsafspraken omtrent de centrale opvang van werknemers, die in de Eemshaven werkzaam zullen zijn. Voor zover door Import Export is gesteld dat die afspraken kleinschalige opvang elders niet uitsluiten, wordt overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat het de bedoeling is eventuele kleinschalige opvang te realiseren binnen de bestaande planologische mogelijkheden, bijvoorbeeld in bestaande hotels en pensions en/of bij particulieren. Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank, daargelaten of het plan van Import Export van een ruimtelijke onderbouwing is voorzien, terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling voor het door Import Export beoogde gebruik te verlenen. Hetgeen overigens door Import Export is aangevoerd, doet hieraan niet af.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009