200900247/1/H2.
Datum uitspraak: 23 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 december 2008 in zaak nr. 08/2052 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage.
Bij besluit van 30 mei 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage (hierna: de raad voor rechtsbijstand) het verzoek van [appellanten] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant]) om peiljaarverlegging buiten behandeling gelaten.
Bij besluit van 28 januari 2008 heeft de raad voor rechtsbijstand het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 11 december 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
De raad voor rechtsbijstand heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 november 2009, waar [appellant], in persoon, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
2.2. [appellant] bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat het bezwaar in verband met te late indiening van het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
2.3. Het besluit van 30 mei 2007 is niet aangetekend verstuurd. De rechtbank heeft, in hoger beroep door geen van de partijen weersproken, overwogen dat de raad voor rechtsbijstand geen bewijs van verzending van het besluit van 30 mei 2007 heeft kunnen overleggen. Gelet hierop moet ervan worden uitgegaan dat de raad voor rechtsbijstand het besluit van 30 mei 2007 niet op of omstreeks die datum heeft verzonden. Gezien de artikelen 3:40 en 3:41, eerste lid, van de Awb houdt dit in dat het besluit van 30 mei 2007 niet op of omstreeks 30 mei 2007 aan [appellant] is bekendgemaakt en in werking is getreden.
2.4. Aangenomen moet worden dat het besluit van 30 mei 2007 eerst op 15 augustus 2007 aan [appellant] is bekendgemaakt overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van de Awb door toezending van een kopie van dit besluit per post. Nu [appellant] op 31 augustus 2007 bezwaar heeft gemaakt, is dit tijdig, binnen zes weken na de bekendmaking van dit besluit bij de raad voor rechtsbijstand ingediend. De raad voor rechtsbijstand heeft het door [appellant] gemaakte bezwaar, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 28 januari 2008 van de raad voor rechtsbijstand alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking. De raad voor rechtsbijstand dient een nieuw besluit op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 december 2008 in zaak nr. 08/2052;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage van 28 januari 2008, kenmerk 71706;
V. gelast dat de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 146,00 (zegge: honderdzesenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009