ECLI:NL:RVS:2009:BK7436

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903086/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.E.M. Polak
  • P.J.J. van Buuren
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ongegrondverklaring bezwaar planschadevergoeding door gemeenteraad Tilburg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Kwintet B.V." tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 maart 2009. De rechtbank had het beroep van appellanten gegrond verklaard en het besluit van de gemeenteraad van Tilburg van 28 januari 2008, waarin het bezwaar tegen een eerdere beslissing over planschadevergoeding ongegrond werd verklaard, vernietigd. De gemeenteraad had in 2005 een vergoeding voor planschade van € 23.000,00 toegekend aan [appellant], maar dit besluit werd in 2008 opnieuw ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 10 november 2009 behandeld.

De Afdeling overweegt dat ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de gemeenteraad schadevergoeding kan toekennen aan belanghebbenden die door bestemmingsplannen of besluiten omtrent vrijstelling schade lijden. De beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding vereist een vergelijking tussen de planologische regimes. In dit geval hebben [appellant] en Kwintet betoogd dat de gemeenteraad ten onrechte heeft aangenomen dat de wijziging van het planologische regime hen niet in een nadeliger positie heeft gebracht.

De Afdeling oordeelt dat de gemeenteraad voldoende gemotiveerd heeft dat de waarde van het bedrijfspand van Kwintet niet is gedaald door de vrijstelling. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de gemeenteraad met het SAOZ-advies toereikend heeft gemotiveerd dat het bedrijfspand niet in waarde is gedaald. Het hoger beroep van [appellant] en Kwintet wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200903086/1/H2.
Datum uitspraak: 23 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Kwintet B.V.", wonend, onderscheidenlijk gevestigd, te [plaats], gemeente Tilburg,
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 maart 2009 in zaak nr. 08/1316 in het geding tussen:
appellanten
en
de raad van de gemeente Tilburg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2008 heeft de raad van de gemeente Tilburg (hierna: de gemeenteraad) het bezwaar van [appellant] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Kwintet B.V." (hierna: Kwintet) tegen het besluit van 4 juli 2005, waarbij de gemeenteraad [appellant] een vergoeding voor planschade ten bedrage van € 23.000,00 heeft toegekend, opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 maart 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] en Kwintet ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 januari 2008 vernietigd en de gemeenteraad opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant] en Kwintet bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 26 mei 2009.
De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2009, waar [appellant] in persoon en als directeur van Kwintet, bijgestaan door mr. R. Keuken, advocaat te Waalre, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. J.L. van der Wiel, ambtenaar in dienst van de gemeente, bijgestaan door mr. A.A.M. Bruggeman, werkzaam bij de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ), zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), zoals dit artikel luidde ten tijde van belang, kent de gemeenteraad, voor zover een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan of een besluit omtrent vrijstelling krachtens artikel 17 of 19 van de WRO schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. Bij de beoordeling van een verzoek om planschadevergoeding dient te worden onderzocht of de verzoeker door wijziging van het planologische regime in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de planologische maatregel waarvan gesteld wordt dat deze schade heeft veroorzaakt en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van deze regimes maximaal kon onderscheidenlijk kan worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
2.3. [appellant] is sinds 27 januari 1983 eigenaar van een perceel (hierna: het perceel) met vrijstaande woning, plaatselijk bekend [locatie 1] te [plaats]. Kwintet, waarvan [appellant] de enige directeur is, is sinds die datum eigenaar van een aan die woning gebouwd bedrijfspand, plaatselijk bekend [locatie 2] te [plaats]. Zij hebben verzocht om vergoeding van planschade ten gevolge van de bestemmingsplannen "Kuil 1992" en "Kom Udenhout" en een bij besluit van het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van 23 april 2001 krachtens artikel 19, eerste lid, van de WRO verleende vrijstelling (hierna: de vrijstelling), op grond waarvan de bouwmogelijkheden en het toegestane gebruik op gronden nabij de percelen zijn uitgebreid ten behoeve van de bouw van een zorgcentrum voor ouderen.
2.4. De SAOZ heeft op verzoek van de gemeenteraad ter voorbereiding van het nieuwe besluit op bezwaar een nader advies van september 2007 (hierna: het SAOZ-advies) uitgebracht. Volgens het SAOZ-advies lijdt alleen [appellant] ten gevolge van de vrijstelling planologisch nadeel, bestaande uit waardevermindering van zijn woning. De SAOZ heeft dit nadeel bepaald op € 23.000,00.
De gemeenteraad heeft het SAOZ-advies aan het besluit van 28 januari 2008, waarbij het besluit van 4 juli 2005 is gehandhaafd, ten grondslag gelegd.
2.5. [appellant] en Kwintet betogen in de eerste plaats dat de rechtbank heeft miskend dat de gemeenteraad er bij de planvergelijking ten onrechte van is uitgegaan dat voorheen ingevolge het "Uitbreidingsplan in onderdelen" op gronden ten zuidoosten van het perceel een permanent kermisterrein of grote speeltuin met kermisachtige vermakelijkheden met de daarbij behorende permanente bebouwing was toegestaan. Zij voeren aan, samengevat weergegeven, dat een kermis ten tijde van de vaststelling van het "Uitbreidingsplan in onderdelen" op 29 juli 1954 een jaarlijks plaatselijk volksfeest was met attracties, oorspronkelijk bedoeld ter gelegenheid van het feest der kerkwijding. Volgens hen waren daarom ter plaatse ingevolge het "Uitbreidingsplan in onderdelen" alleen tijdelijke kermissen toegestaan.
2.5.1. Ingevolge de plankaart van het "Uitbreidingsplan in onderdelen" zijn gronden ten zuidoosten van het perceel bestemd voor "Bijzondere doeleinden" met de aanduiding "Kermisterrein". Ingevolge de 'Bebouwingsvoorschriften behorende bij het uitbreidingsplan in onderdelen van de gemeente Udenhout' mogen gronden met de bestemming "Bijzondere doeleinden" worden aangewend voor bijzondere, nader op het plan aangegeven doeleinden, met inbegrip van de voor die doeleinden noodzakelijke gebouwen. De afstand van enig opstal of gebouw tot de perceelsscheiding mag nergens minder bedragen dan 10 meter. Omtrent afmetingen, plaats en hoogte der opstallen of gebouwen kan het college nadere eisen stellen.
2.5.2. Indien al ten tijde van de vaststelling van het "Uitbreidingsplan in onderdelen" in 1954 vooral is gedacht aan het houden van tijdelijke kermissen zoals [appellant] en Kwintet hebben betoogd, laat dat onverlet dat uit deze bebouwingsvoorschriften volgt dat het "Uitbreidingsplan in onderdelen" zich in elk geval op de peildatum niet verzette tegen de bouw van gebouwen voor bijvoorbeeld een permanente kermis, een permanent pretpark met kermisachtige attracties of de opslag van grootschalige kermisattributen. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat de gemeenteraad hiervan terecht bij de planvergelijking is uitgegaan.
2.6. [appellant] en Kwintet betogen voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de gemeenteraad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bedrijfspand van Kwintet niet ten gevolge van de vrijstelling in waarde is gedaald. Zij voeren aan dat de voorheen toegestane bebouwing ten oosten en zuidoosten van het bedrijfsperceel geenszins vergelijkbaar is met de bebouwing die ter plaatse op grond van de vrijstelling is toegestaan.
2.6.1. De rechtbank heeft overwogen, samengevat weergegeven, dat volgens het SAOZ-advies de waarde van het bedrijfspand in overwegende mate wordt bepaald door de economische doelmatigheid ervan en dat de situering van het nieuwe zorgcomplex geen noemenswaardige invloed heeft op deze economische doelmatigheid, mede omdat onder het voorheen geldende planologische regime voor de gronden ten oosten en zuidoosten van het perceel ook aanzienlijke bouw- en gebruiksmogelijkheden bestonden, die het perceel minder aantrekkelijk maakten als bedrijfslocatie. De Afdeling volgt dit oordeel. [appellant] en Kwintet hebben niet aannemelijk gemaakt dat het SAOZ-advies op dit punt onjuist is. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de gemeenteraad met het SAOZ-advies toereikend heeft gemotiveerd dat het bedrijfspand ten gevolge van de vrijstelling niet in waarde is gedaald.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Oranje
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009
507.