200901217/1/H1.
Datum uitspraak: 23 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 8 januari 2009 in zaak nr. 08/989 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel.
Bij besluit van 24 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel (hierna: het college) geweigerd [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het vergroten van een bedrijfsloods op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 31 maart 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 januari 2009, verzonden op 9 januari 2009, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 februari 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nog een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 september 2009, waar [appellant] in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. D. la Crois, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat, nu de Afdeling het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot goedkeuring van het bestemmingsplan "Franeker-Westelijke Woongebieden" (hierna: het bestemmingsplan) bij uitspraak van 24 september 2008 in zaak nr.
200708364/1heeft vernietigd, het bouwplan ten onrechte aan dit bestemmingsplan is getoetst.
2.1.1. Niet in geschil is dat het bestemmingsplan op 20 september 2007 in werking is getreden. Ten tijde van het besluit van 24 januari 2008 was het college ingevolge artikel 44, eerste lid, van de Woningwet gehouden te onderzoeken of het bouwplan daarmee in strijd is. Dat het goedkeuringsbesluit, als gesteld, nadien is vernietigd, maakt dat niet anders. Het betoog faalt.
2.2. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat de bouwvergunning van rechtswege is verleend, nu de te realiseren uitbreiding binnen het bouwvlak is voorzien en de laad- en losruimte dient ten behoeve van de op het perceel geëxploiteerde supermarkt en daaraan ondergeschikt is, zodat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan.
2.2.1. Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel waarop het bouwplan is voorzien de bestemming "Bedrijfsdoeleinden".
Ingevolge artikel 9.1, aanhef, onder a en onderdeel 4, van de bij dat plan behorende voorschriften, zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van een supermarkt, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "supermarkt".
2.2.2. In zoverre de uitbreiding van de bedrijfsloods niet is voorzien op grond met de aanduiding "supermarkt", is het bouwplan in strijd met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden", nu zodanige uitbreiding ingevolge de planvoorschriften alleen is toegestaan op gronden met die aanduiding. Dat het laden en lossen, als gesteld, aan de supermarkt ondergeschikt is, maakt dit niet anders. De rechtbank heeft derhalve met juistheid de gevraagde bouwvergunning niet van rechtswege verleend geacht. Het betoog faalt.
2.3. [appellant] betoogt evenzeer tevergeefs dat de rechtbank heeft miskend dat het college de weigering vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd.
2.3.1. In het besluit van 31 maart 2008 heeft het college te kennen gegeven dat het niet bereid is om van het bestemmingsplan af te wijken, omdat het recent is vastgesteld. Ter zitting heeft het nader toegelicht dat volgens de toelichting op het bestemmingsplan geen verdere mogelijkheden voor uitbreiding van de supermarkt of andere detailhandel zullen worden geboden. Voor zover [appellant] beoogt te betogen dat de motivering dat vrijstelling niet wenselijk is, omdat daarmee afbreuk zou worden gedaan aan het milieu, de woonsituatie van derden, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de verkeersveiligheid en de sociale veiligheid niet toereikend is, wordt overwogen dat deze passage ziet op het gebruik van de te realiseren uitbreiding ten behoeve van de in de bedrijfsloods geëxploiteerde taxi- en garageonderneming, omdat [appellant] eerder had gesteld dat de uitbreiding hiervoor bedoeld was.
2.4. Ook het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat hij naar aanleiding van zijn bezwaar tegen het besluit van 24 januari 2008 door het college ten onrechte niet opnieuw is gehoord faalt.
[appellant] is op het door hem tegen het besluit van 15 november 2007 tot afwijzing van de aanvraag om bouwvergunning gemaakte bezwaar gehoord en dat is bij het besluit van 24 januari 2008 ingetrokken. De rechtbank heeft terecht in aanmerking genomen dat zijn bezwaren tegen dat laatste besluit in hoofdlijnen overeenkwamen met die tegen het besluit van 15 november 2007 en de hoorplicht met juistheid niet geschonden geacht.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2009