ECLI:NL:RVS:2009:BK6738

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908623/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning agrarisch bedrijf Westerveld

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Westerveld op 9 maart 2009 een vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de oprichting van een agrarisch en veehoudersbedrijf met woning op een specifieke locatie in de gemeente Westerveld. Dit besluit werd aangevochten door [partij] en anderen, die bezwaar maakten tegen de vergunning. Op 24 augustus 2009 verklaarde het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond, maar de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen vernietigde op 1 oktober 2009 het besluit van 24 augustus en schorste het eerdere besluit van 9 maart 2009. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening.

De voorzitter behandelde het verzoek op 3 december 2009. Het college voerde aan dat er een spoedeisend belang was, omdat het huidige agrarische bedrijf van de vergunninghouder achterstallig onderhoud vertoonde en dat verplaatsing van het bedrijf in het algemeen maatschappelijk belang zou zijn, met voordelen voor dierenwelzijn, milieubescherming en natuurbehoud. Echter, de voorzitter oordeelde dat het aangevoerde maatschappelijke belang niet als spoedeisend kon worden aangemerkt. Het achterstallige onderhoud van het bedrijf werd niet als een spoedeisend belang beschouwd, en de wens van het college om snel duidelijkheid te krijgen over de rechtmatigheid van de besluiten was niet voldoende om de behandeling van de bodemprocedure te versnellen.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzitter gaf aan dat partijen naar verwachting in maart 2010 zouden worden uitgenodigd voor de behandeling van de bodemzaak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 11 december 2009.

Uitspraak

200908623/2/H1.
Datum uitspraak: 11 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Westerveld,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 1 oktober 2009 in zaak nrs. 09/248 en 09/646 in het geding tussen:
[partij] en anderen
en
het college van burgemeester en wethouders van Westerveld.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Westerveld (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een agrarisch en veehoudersbedrijf met woning aan [locatie] te [plaats], gemeente Westerveld, kadastraal bekend gemeentecode […], sectie […], nummers […].
Bij besluit van 24 augustus 2009 heeft het college het door [partij en anderen] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd onder aanvulling van de motivering ervan.
Bij uitspraak van 1 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen (hierna: de voorzieningenrechter) het door [partij] en anderen daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 25 augustus 2009 vernietigd en met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het besluit van 9 maart 2009 geschorst.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2009, hoger beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2009, heeft het college de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 december 2009, waar het college, vertegenwoordigd door E. van Schelven, wethouder, en J.G. de Boer, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [partij] en anderen, vertegenwoordigd door mr. E.R.M. Holtz-Russel, advocaat te Groningen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], vertegenwoordigd door [gemachtigde], verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek van het college strekt tot vernietiging van de aangevallen uitspraak en ongegrondverklaring van het bij de rechtbank tegen het besluit van 24 augustus 2009 ingediende beroep van [partij] en anderen, dan wel schorsing van de door de voorzieningenrechter uitgesproken schorsing van het besluit van 9 maart 2009. Als spoedeisend belang dat daartoe noopt heeft het college aangevoerd dat het huidige agrarische bedrijf van [vergunninghouder] achterstallig onderhoud vertoont en dat met verplaatsing van dat bedrijf een algemeen maatschappelijk belang is gediend, omdat verplaatsing beter is uit het oogpunt van dierenwelzijn, milieubescherming en natuurbehoud. Voorts acht het college het wenselijk dat snel duidelijkheid ontstaat over de rechtmatigheid van de besluiten van 9 maart en 24 augustus 2009.
2.2. Het door het college aangevoerde maatschappelijke belang kan niet worden aangemerkt als een spoedeisend belang, dat vergt dat de behandeling van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Het door het college gestelde achterstallige onderhoud van het bedrijf van [vergunninghouder] kan evenmin als een spoedeisend belang van het college worden aangemerkt. Voorts is in de wens van het college op spoedige duidelijkheid omtrent de rechtmatigheid van de door het college genomen besluiten geen belang gelegen dat deze zaak onderscheidt van andere zaken, waarbij de behandeling in hoger beroep moet worden afgewacht.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Partijen zullen naar verwachting worden uitgenodigd voor een behandeling van de bodemzaak in maart 2010.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2009
488.