ECLI:NL:RVS:2009:BK6724

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903671/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhaving buitenopslag goederen in bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 17 april 2009 het beroep ongegrond verklaarde tegen de afwijzing van het college van burgemeester en wethouders van Montfoort om handhavend op te treden tegen de buitenopslag van goederen op een perceel. Het college had op 1 november 2005 een verzoek van [appellant] om handhaving afgewezen, en dit besluit werd later door het college opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat er ten tijde van het besluit op bezwaar sprake was van concreet zicht op legalisatie, wat de rechtbank leidde tot het oordeel dat het college in redelijkheid kon afzien van handhavend optreden.

De Raad van State heeft de zaak op 16 december 2009 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat alleen de tijdige terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan dat voorziet in legalisatie kan leiden tot het oordeel dat er concreet zicht op legalisatie bestond. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd het besluit van het college van 2 december 2008 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van dit besluit werden in stand gelaten, omdat inmiddels wel concreet zicht op legalisatie bestond door het vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied 1e herziening".

De Raad van State heeft het college van burgemeester en wethouders van Montfoort veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant] en het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid in het kader van bestemmingsplannen en handhaving.

Uitspraak

200903671/1/H1.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 april 2009 in zaak nr. 08/2492 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Montfoort.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Montfoort (hierna: het college) een verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen de buitenopslag van goederen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 2 december 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2009, verzonden op 20 april 2009, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 mei 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 16 juni 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door A. den Braven, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [bedrijf] B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], werkzaam bij Bureau IMA, en [gemachtigde].
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 33, vijfde lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" is het verboden de gronden vóór de voorgevellijn van hoofdgebouwen te gebruiken voor opslag, met dien verstande dat te allen tijde de afstand van opslagactiviteiten tot aan de weg ten minste 10,00 m dient te bedragen en het verboden is de gronden te gebruiken ten behoeve van opslag met een hoogte van meer dan 4,00 m.
Ingevolge artikel 34 van de planvoorschriften mag het gebruik van gronden en bouwwerken dat afwijkt van het plan op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt worden voortgezet of gewijzigd mits daardoor de bestaande afwijkingen van het plan naar aard en/of intensiteit niet worden vergroot.
2.2. [bedrijf] B.V. gebruikt een deel van het perceel voor de opslag van goederen. Vaststaat dat dit gebruik in strijd is met artikel 33, vijfde lid, van de planvoorschriften. Het is niet aannemelijk geworden dat dit gebruik, zoals het college naar voren heeft gebracht, valt onder het overgangsrecht, nu niet is komen vast te staan dat het gebruik dat van het betreffende perceelsgedeelte werd gemaakt ten tijde van het verkrijgen van rechtskracht van het bestemmingsplan "Buitengebied" naar aard en/of intensiteit gelijk is aan het onderhavige gebruik. Het college was dan ook bevoegd om handhavend op te treden tegen dit gebruik.
2.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen, dat ten tijde van het besluit op bezwaar sprake was van concreet zicht op legalisatie en dat het college om die reden in redelijkheid heeft kunnen afzien van handhavend optreden.
2.4.1. Het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied 1e herziening" van 28 februari 2008 is op 4 juni 2008 ter inzage gelegd. In dit ontwerp was het woord "voorgevellijn" in artikel 33, vijfde lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" vervangen door "voorgevelrooilijn" en werd dit gedefinieerd als:
"De op de plankaart als zodanig aangewezen lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die daaruit zijn te trekken, bij het bouwen aan de zijde van de weg (voorgevel) niet mag worden overschreden". Naar aanleiding van de daartegen door [appellant] ingediende zienswijze heeft het college aan de gemeenteraad voorgesteld om bij weerlegging van de zienswijzen de voorzijde van het perceel van [bedrijf], gelegen achter de woningen [locaties], de nadere bestemming "opslag toegestaan" te geven door het opnemen van een nadere aanwijzing "(o) opslag toegestaan" op de plankaart en in de voorschriften. De gemeenteraad heeft op 20 april 2009 het bestemmingsplan "Buitengebied 1e herziening" aldus gewijzigd vastgesteld. Niet in geschil is dat het vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied 1e herziening" het onderhavige gebruik toestaat.
Ter zitting is komen vast te staan dat op de plankaart van het ontwerpbestemmingsplan "Buitengebied 1e herziening" van 28 februari 2008 op het perceel een als voorgevelrooilijn aangewezen lijn ontbrak. Met dit ontwerpbestemmingsplan bestond dientengevolge geen concreet zicht op legalisatie. De rechtbank heeft het gewijzigde ontwerpbestemmingsplan, waarin aan het onderhavige perceelsgedeelte de nadere aanduiding "(o) opslag toegestaan" is toegekend, doorslaggevend geacht bij haar bevestigende antwoord op de vraag of sprake was van concreet zicht op legalisatie ten tijde van het besluit op bezwaar en heeft overwogen dat het in de lijn der verwachting ligt dat de gemeenteraad het bestemmingsplan "Buitengebied 1e herziening" overeenkomstig dit gewijzigde ontwerp zal vaststellen. De rechtbank heeft daarbij niet onderkend dat alleen de tijdige terinzagelegging van een ontwerpbestemmingsplan dat voorziet in legalisatie tot het oordeel kan leiden dat ten tijde van het besluit op bezwaar concreet zicht op legalisatie bestond.
Het betoog slaagt.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit op bezwaar van 2 december 2008 vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.6. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand worden gelaten, nu inmiddels wel concreet zicht op legalisatie bestaat. Het bestemmingsplan "Buitengebied 1e herziening" is op 20 april 2009 vastgesteld en dit bestemmingsplan staat het onderhavige gebruik toe. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor de verwachting dat dit plan geen rechtskracht zal krijgen.
2.7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van het beroep en hoger beroep te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 17 april 2009 in zaak nr. 08/2492;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Montfoort van 2 december 2008, kenmerk PR-B0758-6016;
V. bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 2 december 2008 geheel in stand blijven;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Montfoort tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 64,33 (zegge: vierenzestig euro en drieëndertig cent);
VII. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Montfoort aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 368,00 (zegge: driehonderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009
357-580.