ECLI:NL:RVS:2009:BK6713

Raad van State

Datum uitspraak
16 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904178/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning en vrijstelling voor woninguitbreiding in Haaren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 april 2009, waarin het beroep tegen de bouwvergunning en vrijstelling voor de vergroting van een woning aan de [locatie] te [plaats] door het college van burgemeester en wethouders van Haaren ongegrond werd verklaard. Het college had op 31 mei 2006 een bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk vergroten van de woning, waartegen [appellant] bezwaar maakte. Na een aantal besluiten en een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het college werd opgedragen een nieuw besluit te nemen, heeft het college op 4 maart 2008 de bezwaren opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 28 april 2009.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat de overkapping die onderdeel uitmaakt van de vergunning niet voldoet aan de beleidsregels van het college, omdat deze drie wanden heeft en dus als bijgebouw moet worden aangemerkt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 december 2009 behandeld. De rechtbank heeft echter op goede gronden geoordeeld dat de overkapping niet meer dan twee wanden heeft, en dat de muur van de garage van [appellant] niet als wand van de overkapping kan worden aangemerkt. De Afdeling komt tot de conclusie dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak wordt openbaar uitgesproken op 16 december 2009.

Uitspraak

200904178/1/H1.
Datum uitspraak: 16 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 april 2009 in zaak nr. 08/1381 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Haaren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haaren (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk vergroten van de woning aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij brief van 19 juni 2006 heeft [appellant] daartegen bezwaar gemaakt.
Op 19 juni 2006 heeft [vergunninghouder] een wijziging van het bouwplan bij het college ingediend.
Het tegen het besluit van 31 mei 2006 door [appellant] gemaakte bezwaar heeft het college op diens verzoek tevens aangemerkt als zienswijze betreffende het gewijzigde bouwplan.
Bij besluit van 26 juli 2006 heeft het college die zienswijze ongegrond verklaard en voor het gewijzigde bouwplan vergunning verleend.
Bij brief van 15 augustus 2006 heeft [appellant] daartegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 oktober 2006 heeft het college de door [appellant] gemaakte bezwaren gegrond verklaard, doch de desbetreffende besluiten, onder aanvulling van de motivering ervan, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 2 oktober 2007 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit op de gemaakte bezwaren neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 4 maart 2008 heeft het college de bezwaren opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 april 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze laatste uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 juli 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. I.J.J.M. Roorda, advocaat te Vught, is verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder] gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De vergroting van de woning betreft de voor-, achter- en rechterzijde, die aan het perceel van [appellant] grenst.
2.2. Ingevolge het bestemmingsplan "Haaren-West" rust op het perceel de bestemming "Wonen, Wzi".
Ingevolge artikel 3, onder A, sub O, van de planvoorschriften mag het bebouwd perceelsoppervlak van op de plankaart als "Woondoeleinden" aangeduide gronden bij een perceelsoppervlakte, voor zover gelegen achter de bebouwingsgrens voor gebouwen, van 400 m2 en groter, maximaal
190 m2 bedragen.
Ingevolge artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kunnen burgemeester en wethouders in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen vrijstelling van het bestemmingsplan verlenen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 komt voor vrijstelling krachtens die bepaling een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woongebouw in de bebouwde kom in aanmerking, mits het aantal woningen gelijk blijft.
2.3. Het college heeft de regels waaraan het zich houdt bij het verlenen van vrijstelling krachtens voormelde bepaling, neergelegd in de Beleidsregels.
Volgens paragraaf I van de Beleidsregels wordt onder overkapping verstaan, een bouwwerk met een open constructie, waarbij maximaal twee wanden aanwezig mogen zijn, op het erf van een gebouw, dat strekt tot vergroting van het woongenot.
Volgens paragraaf 2 mag de overkapping voorzien zijn van maximaal twee wanden.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de overkapping volgens het door het college gevoerde beleid niet voor het verlenen van vrijstelling in aanmerking komt, omdat zij drie wanden heeft en daardoor veeleer een bijgebouw is, nu de muur van zijn garage, die aan de overkapping grenst, als een van haar wanden moet worden aangemerkt.
2.5. Dat betoog faalt. De rechtbank is op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat het college zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de overkapping niet meer dan twee wanden heeft. De muur van de garage van [appellant] staat niet op het erf, waarop de woning staat, ten behoeve waarvan de overkapping wordt opgericht. De overkapping is voorts niet verankerd aan of anderszins met de muur verbonden en maakt daarvan in constructief opzicht geen deel uit.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009
202.