2.2. Niet in geschil is dat de staatssecretaris tot aan de zitting bij de rechtbank geen handelingen ter voorbereiding van de uitzetting heeft verricht.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 december 2007 in zaak nr. 200707471/1, www.raadvanstate.nl) is inbewaringstelling op de voet van artikel 59, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, nu die slechts is geoorloofd met het oog op de uitzetting van de vreemdeling, onrechtmatig indien de staatssecretaris na inbewaringstelling geen handelingen ter voorbereiding van de uitzetting verricht. Bij een vreemdeling die, zoals in dit geval, een asielaanvraag heeft ingediend, moeten totdat op die aanvraag is beslist handelingen ter voorbereiding van de uitzetting waarbij contact moet worden gelegd met het land van herkomst van de desbetreffende vreemdeling in beginsel achterwege blijven. Dat betekent echter niet dat in een dergelijk geval in het geheel geen handelingen ter voorbereiding van de uitzetting kunnen plaatsvinden. De staatssecretaris kan daarom in zijn algemeenheid niet, tot op de asielaanvraag is beslist, steeds handelingen ter voorbereiding van de uitzetting in het geheel achterwege laten. In zoverre is de klacht van de vreemdeling terecht voorgedragen.
De grief leidt evenwel niet tot het ermee beoogde doel. Aan het vereiste van de voortvarendheid wordt geen afbreuk gedaan indien, gelet op de omstandigheden van het geval, in de periode waarin nog op de asielaanvraag van de desbetreffende vreemdeling moet worden beslist, het verrichten van (verdere) handelingen ter voorbereiding van de uitzetting die daadwerkelijk kunnen bijdragen aan de bespoediging van de feitelijke uitzetting niet mogelijk is. Die situatie doet zich hier voor. Niet gebleken is dat de staatssecretaris voorafgaande aan het te nemen besluit op de asielaanvraag van de vreemdeling, reeds handelingen als vorenbedoeld had kunnen verrichten. De effectuering van de overdracht van de vreemdeling aan Italië op grond van het reeds door dat land afgegeven claimakkoord kan eerst ter hand worden genomen indien een besluit op de asielaanvraag is genomen.
Het voorgaande neemt niet weg dat in het geval de lopende asielprocedure het verrichten van (verdere) handelingen ter voorbereiding van de uitzetting in de weg staat, van de staatssecretaris in beginsel kan worden gevergd dat hij, om de duur van de bewaring zo beperkt mogelijk te houden, een spoedige beslissing op de asielaanvraag neemt. Hoewel de asielaanvraag van de vreemdeling reeds dateert van 21 november 2008, kan uit de dossierstukken worden opgemaakt dat eerst op 28 augustus 2009 een geslaagd dactyloscopisch onderzoek heeft kunnen plaatsvinden en pas toen is kunnen blijken dat reeds een claimakkoord van Italië ten behoeve van de vreemdeling voorhanden was. Op dezelfde dag heeft, voorafgaand aan de inbewaringstelling van de vreemdeling, in het kader van de behandeling van zijn asielaanvraag een nader gehoor plaatsgevonden, waarna de vreemdeling tot 25 september 2009 in de gelegenheid is gesteld correcties en aanvullingen op het rapport van dat nader gehoor uit te brengen. Ten tijde van de zitting van de rechtbank was die termijn nog niet verstreken. Onder deze omstandigheden kan de vreemdeling niet worden gevolgd in zijn betoog dat de staatssecretaris in de door hem te betrachten voortvarendheid te kort is geschoten, omdat zich sedert de inbewaringstelling in de asielprocedure geen verdere ontwikkelingen hebben voorgedaan.
De grief faalt.