ECLI:NL:RVS:2009:BK5840

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903472/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vrijstelling voor gebruik schapenstal als slechtweervoorziening ten behoeve van boerenterras en camping

In deze zaak gaat het om de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Maasbracht om vrijstelling te verlenen voor het gebruik van een schapenstal op een perceel in Maasbracht. De appellanten, die een fruitteeltbedrijf exploiteren en een kleinschalige camping en boerenterras hebben opgericht, vroegen om vrijstelling voor het gebruik van de schapenstal als slechtweervoorziening. Het college weigerde deze vrijstelling op 12 september 2006, en na een bezwaarprocedure werd deze weigering in 2008 opnieuw gehandhaafd. De rechtbank Roermond verklaarde het beroep van de appellanten op 1 april 2009 gegrond, maar het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State behandelde de zaak op 17 november 2009. De appellanten betoogden dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat het toestaan van het gebruik van de schapenstal als slechtweervoorziening gelijkstond aan het toestaan van inpandige horeca. De Raad van State oordeelde dat, hoewel het verzoek om vrijstelling niet expliciet om inpandige horeca vroeg, het feitelijk wel zou neerkomen op het toestaan van horeca-activiteiten, wat in strijd was met het bestemmingsplan. De Raad bevestigde dat het college terecht had geweigerd om vrijstelling te verlenen, omdat het gebruik van de schapenstal als slechtweervoorziening in strijd was met het beleid van de gemeente.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De beslissing van het college om vrijstelling te verlenen voor het gebruik van de schapenstal ten behoeve van educatieve doeleinden werd als voldoende gemotiveerd beschouwd. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de eerdere uitspraak.

Uitspraak

200903472/1/H1.
Datum uitspraak: 9 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te Maasbracht, gemeente Maasgouw
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 1 april 2009 in zaak nr. 08/1700 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maasbracht geweigerd aan [appellanten] vrijstelling te verlenen voor het gebruik van de ruimte bij de uitgifteruimte (hierna: de schapenstal) op het perceel [locatie] te Maasbracht (hierna: het perceel) als slechtweervoorziening ten behoeve van het boerenterras en de camping, alsmede voor het gebruik ten behoeve van educatieve doeleinden.
Bij besluit van 16 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw, waarin Maasbracht is opgegaan, (hierna: het college) het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar voor zover thans van belang opnieuw ongegrond verklaard en het besluit van 12 september 2006 met verbetering van de motivering gehandhaafd.
Bij uitspraak van 1 april 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 28 augustus 2007 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 mei 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 26 mei 2009 heeft het college opnieuw op het door [appellanten] ingediende bezwaarschrift beslist, dat bezwaar deels ongegrond en deels gegrond verklaard en het besluit van 12 september 2006 met verbetering van de motivering gehandhaafd voor zover het het gebruik van de schapenstal op het perceel als slechtweervoorziening ten behoeve van het boerenterras betreft.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2009, waar [een van de appellanten], bijgestaan door drs. C.J.N. Versteden, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.J.T.H.M. Savelkoul, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] exploiteren op het perceel in de [monumentale hoeve] een fruitteeltbedrijf. Sinds 2004 hebben [appellanten] de activiteiten op het perceel verbreed in de toeristisch-recreatieve sector en zijn onder meer een kleinschalige camping achter de boerderij en een zogenoemd boerenterras op de binnenplaats van de boerderij opgericht. Het geschil spitst zich toe op de weigering vrijstelling te verlenen voor het gebruik van de schapenstal op het perceel als slechtweervoorziening ten behoeve van het boerenterras. Vaststaat dat dit gebruik in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan "Maasbracht-Brachterbeek" (hierna: het bestemmingsplan) op het perceel rustende bestemming "Agrarische doeleinden, bouwperceel A(b)". Het college heeft geweigerd toepassing te geven aan de bevoegdheid vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.2. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte in navolging van het college heeft overwogen dat het toestaan van het gebruik van schapenstal als slechtweervoorziening ten behoeve van het boerenterras neerkomt op het toestaan van inpandige horeca op het perceel. Zij stellen dat de uitspraak op dit punt tegenstrijdig is, nu de rechtbank ook heeft overwogen dat het verzoek om vrijstelling niet ziet op het toestaan van inpandige horeca.
2.2.1. Dit betoog faalt. Hoewel in het verzoek om vrijstelling niet expliciet is verzocht om vrijstelling voor inpandige horeca, neemt dit niet weg dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, het verlenen van de verzochte vrijstelling feitelijk zou neerkomen op het toestaan van inpandige horeca. Een horecabedrijf is in het bestemmingsplan onder meer gedefinieerd als een bedrijf dat is gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken. Niet in geschil is dat op het boerenterras voedsel en dranken kunnen worden genuttigd en dat dit moet worden aangemerkt als horeca-activiteit. Het verzoek om vrijstelling ten behoeve van het boerenterras is bedoeld om het nuttigen van voedsel en dranken ook mogelijk te maken in de schapenstal. Niet valt in te zien dat in het geval van het nuttigen van voedsel en dranken in de schapenstal, ook al is dit enkel bij slecht weer, niet langer van een horeca-activiteit zou kunnen worden gesproken.
2.3. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte en ongemotiveerd heeft overwogen dat het gebruik van de schapenstal als slechtweervoorziening ten behoeve van het boerenterras in strijd zou zijn met het beleid van het gemeentebestuur.
2.3.1. Dit betoog faalt. Het college heeft aan de weigering vrijstelling te verlenen onder meer ten grondslag gelegd dat met het verlenen van vrijstelling voor het gebruik van de schapenstal als slechtweervoorziening ten behoeve van het boerenterras het gebruik van het perceel ten behoeve van een boerenterras zou intensiveren en ter plaatse inpandige horeca zou worden toegelaten, hetgeen in strijd is met het beleid, zoals neergelegd in het geldende bestemmingsplan en het Toeristisch Recreatief Beleidsplan van de gemeente Maasbracht "Thuishaven met historie". Dat het verzoek om vrijstelling, voor zover dit het gebruik van de schapenstal ten behoeve van het boerenterras betreft, niet in strijd zou zijn met dit beleid, is door [appellanten] niet nader beargumenteerd.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Bij besluit van 26 mei 2009 heeft het college opnieuw beslist op het door [appellanten] gemaakte bezwaar. Aangezien bij dit nieuwe besluit niet aan het bezwaar van [appellanten] is tegemoetgekomen wordt het hoger beroep, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht mede een beroep tegen dit besluit in te houden.
2.6. Het college heeft in het besluit van 26 mei 2009 vrijstelling verleend voor het gebruik van de schapenstal als slechtweervoorziening ten behoeve van de mini-camping, alsmede voor het gebruik ten behoeve van educatieve doeleinden. Voorts heeft het college opnieuw geweigerd vrijstelling te verlenen voor het gebruik van de schapenstal als slechtweervoorziening ten behoeve van het boerenterras op het perceel, omdat dit gebruik in strijd is met het beleid zoals neergelegd in het bestemmingsplan en het Toeristisch Recreatief Beleidsplan van de gemeente Maasbracht "Thuishaven met historie".
2.7. Het betoog van [appellanten] dat de in het besluit van 26 mei 2009 verleende vrijstelling voor het gebruik van de schapenstal ten behoeve van educatieve doeleinden te beperkt is, slaagt niet. Er is vrijstelling verleend voor het gebruik van de schapenstal ten behoeve van educatieve doeleinden om kennis te maken met de fruitteelt. Dit is geheel overeenkomstig het verzoek om vrijstelling van [appellanten] van 14 augustus 2006 en het daarin genoemde BRO-rapport dat dient als ruimtelijke onderbouwing van het verzoek. Het betoog met betrekking tot het gebruik van de schapenstal ten behoeve van het boerenterras kan, gelet op hetgeen onder 2.3.1 is overwogen, evenmin slagen.
2.8. Het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 26 mei 2009 is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep van [appellanten] tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maasgouw van 26 mei 2009 ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2009
357-580.