ECLI:NL:RVS:2009:BK5831

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900742/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Buitengebied 1998 door college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Buitengebied 1998" door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Het college heeft op 25 november 2008 opnieuw besloten over de goedkeuring van dit plan, dat eerder op 23 juni 1999 door de raad van de gemeente Valkenswaard was vastgesteld. Tegen dit besluit heeft de appellant, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld op 26 februari 2009. Het college heeft een verweerschrift ingediend en de raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer op 1 oktober 2009, waar de appellant werd bijgestaan door mr. S. Lemhour van Achmea Rechtsbijstand en het college werd vertegenwoordigd door mr. A.J.J.M. Danen. De raad was vertegenwoordigd door mr. M.C.L. Walta.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat het college op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene wet bestuursrecht de taak heeft om te onderzoeken of het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De appellant stelde dat het college ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan een deel van het agrarische bouwblok, omdat het advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB) niet is gevolgd. Het college heeft echter betoogd dat de noodzaak voor uitbreiding van het agrarische bedrijf is erkend en dat het bouwblok is aangepast conform het advies van de AAB.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het resterende bouwblok overeenkomt met de omvang zoals voorgesteld in het AAB-advies. De Afdeling concludeert dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 9 december 2009.

Uitspraak

200900742/1/R2.
Datum uitspraak: 9 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) opnieuw besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Valkenswaard (hierna: de raad) bij besluit van 23 juni 1999 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied 1998" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 26 februari 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 oktober 2009, waar [appellant], bijgestaan door mr. S. Lemhour, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand te Tilburg, en het college vertegenwoordigd door mr. A.J.J.M. Danen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. M.C.L. Walta, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 19 april 2006, inzake no. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200504868/1&verdict_id=13518&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200504868/1&utm_term=200504868/1">200504868/1</a>, waarbij het goedkeuringsbesluit van 15 maart 2005 ten aanzien van een aantal plandelen is vernietigd, is door het college op 25 november 2008 opnieuw besloten over de goedkeuring van het plan. Het beroep richt zich tegen de onthouding van goedkeuring aan een deel van het agrarische bouwblok op het perceel van [appellant] aan de [locatie].
2.3. [appellant] stelt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan een deel van het agrarische bouwblok nu van het advies van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (hierna: AAB) is afgeweken. Bovendien is volgens [appellant] onvoldoende gemotiveerd waarom het bestaande bouwblok groot genoeg is voor de gewenste uitbreidingen.
2.4. Het college stelt zich op het standpunt dat de noodzaak voor uitbreiding van het agrarische bedrijf is onderkend en dat het bouwblok overeenkomstig het advies van de AAB is aangepast. De vergroting aan de noordzijde waaraan op 23 juni 1999 goedkeuring was onthouden is enigszins verkleind maar geeft nog steeds ruimere bouwmogelijkheden, aldus het college.
2.5. Op 8 juli 2008 is door de AAB een advies uitgebracht met betrekking tot de noodzakelijke omvang van het bouwblok in verband met de gewenste uitbreidingsmogelijkheden van het bedrijf. In het advies wordt voorgesteld om de bouwblokgrens aan de noordzijde te leggen op circa 30 meter uit de gevel van de jongeveestal en om aan de oostzijde de bouwblokgrens te leggen op circa 30 meter vanaf de huidige sleufsilo's. Het voorgestelde bouwblok is op een situatietekening bij het advies gevoegd.
Op de plankaart is het deel van het bouwblok waaraan het college goedkeuring heeft onthouden met blauw omlijnd. De Afdeling stelt aan de hand van het voorhanden kaartmateriaal vast dat het resterende bouwblok als aangegeven op de plankaart overeenkomt met de omvang van het bouwblok als voorgesteld in het AAB-advies, zij het dat het bouwblok als goedgekeurd door het college aan de zuidoostzijde van het perceel nog iets ruimer is genomen dan in het advies van de AAB. Het beroep van [appellant] ontbeert op dit punt feitelijke grondslag. Gelet hierop, alsmede in aanmerking genomen dat bij het bestreden besluit voor de beslissing omtrent de vaststelling van de omvang van het bouwblok is afgegaan op de door [appellant] aangegeven uitbreidingswensen zoals neergelegd in het advies van de AAB heeft het college zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de omvang van het bouwvlak voldoende tegemoet komt aan de uitbreidingswensen van [appellant].
2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarin wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2009
45-608.