ECLI:NL:RVS:2009:BK5819

Raad van State

Datum uitspraak
3 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907951/2/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake geslachtsnaamswijziging door de minister van Justitie

In deze zaak heeft de minister van Justitie op 5 augustus 2008 een verzoek van [verzoeker sub 2] tot wijziging van de geslachtsnaam van haar dochter afgewezen. Het verzoek was om de geslachtsnaam van de dochter van '[naam verzoeker sub 1]' te wijzigen in '[naam verzoeker sub 2]'. Na de afwijzing heeft [verzoeker sub 2] bezwaar gemaakt, maar dit werd door de minister ongegrond verklaard op 9 december 2008. Vervolgens heeft de rechtbank Arnhem op 29 september 2009 het beroep van [verzoeker sub 2] gegrond verklaard en het besluit van de minister vernietigd, met de opdracht om opnieuw op het bezwaar te beslissen.

Tegen deze uitspraak hebben zowel de minister als [verzoeker sub 1] hoger beroep ingesteld. De minister heeft in zijn hoger beroep verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een beslissing heeft genomen over het hoger beroep. De voorzitter van de Afdeling heeft het verzoek op 19 november 2009 behandeld, waarbij de minister en beide verzoekers aanwezig waren.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft geoordeeld dat er geen zwaarwegende belangen zijn van [verzoeker sub 2] die zich verzetten tegen het afwachten van de beslissing in de bodemprocedure. De voorzitter heeft daarom besloten om de voorlopige voorziening te treffen, zodat de minister geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 december 2009.

Uitspraak

200907951/2/H3.
Datum uitspraak: 3 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van:
1. de minister van Justitie, en
2. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 september 2009 in zaak nr. 09/390 in het geding tussen:
[verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats]
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 augustus 2008 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) het verzoek van [verzoeker sub 2] tot wijziging van de geslachtsnaam van haar dochter van "[naam verzoeker sub 1]" in "[naam verzoeker sub 2]", afgewezen.
Bij besluit van 9 december 2008 heeft de minister het door [verzoeker sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 december 2008 vernietigd en bepaald dat de minister opnieuw op het bezwaar van [verzoeker sub 2] tegen het besluit van 5 augustus 2008 besluit.
Tegen deze uitspraak hebben de minister bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 oktober 2009, en [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2009, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 26 oktober 2009.
Bij dezelfde brief als waarmee hoger beroep is ingesteld heeft de minister de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 november 2009, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. E.B. Vernooij-Kruimel, ambtenaar in dienst van het ministerie van Justitie, [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door mr. E.M.C. Tinneveld, advocaat te Arnhem, en [verzoeker sub 1] in persoon zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek van de minister strekt ertoe dat aan de uitspraak van de rechtbank geen gevolg hoeft te worden gegeven totdat de Afdeling op de daartegen ingestelde hoger beroepen heeft beslist.
2.3. De voorzitter zal dit verzoek inwilligen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister in het besluit op bezwaar een onjuiste uitleg heeft gegeven aan artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, onder 3º, van het Besluit geslachtsnaamswijziging. De vraag of de rechtbank in dit oordeel kan worden gevolgd, leent zich naar haar aard niet goed voor beantwoording in de voorlopige voorzieningenprocedure. Bovendien is van de zijde van [verzoeker sub 2] niet gebleken van zwaarwegende belangen die zich ertegen verzetten dat het oordeel van de Afdeling in de bodemprocedure wordt afgewacht. Verder wordt in aanmerking genomen dat de aan [verzoeker sub 1] gegunde termijn voor het aanvullen van de gronden van zijn hoger beroep, ten tijde van de behandeling van het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening nog niet was verstreken en hij deze gronden nog niet had ingediend.
2.4. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft de voorlopige voorziening dat de minister aan de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 29 september 2009 in zaak nr. 09/390 geen gevolg hoeft te geven totdat de Afdeling op de tegen die uitspraak ingestelde hoger beroepen heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. de Winter, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink w.g. De Winter
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 december 2009
546.