200902371/1/H2.
Datum uitspraak: 9 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 17 februari 2009 in zaak nr. 07-3239 in het geding tussen:
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Bij besluit van 16 oktober 2006 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: het college) aan de Landinrichtingscommissie voor de ruilverkaveling De Gouw (hierna: de landinrichtingscommissie) ontheffing verleend van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2006 voor het uitvoeren van diverse inrichtingswerkzaamheden die, voor zover thans van belang, zien op het wijzigen van de waterpeilen overeenkomstig de bij het besluit behorende tekeningen in het blok Sijbekarspel-Wadway in de deelgebieden 1, 2 en 4.
Bij besluit van 27 maart 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 februari 2009, verzonden op 20 februari 2009, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 3 april 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 mei 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De landinrichtingscommissie heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op 22 oktober 2009 ter zitting gevoegd behandeld met de zaak nr.
200902369/1, waar [appellant], bijgestaan door mr. ing. A.E. Noordhuis, juridisch adviseur, het college, vertegenwoordigd door M. Bregman, werkzaam als juridisch adviseur bij het college, en de landinrichtingscommissie, vertegenwoordigd door mr. ing. J. Heinen, en vergezeld door A.I.L. Rennings, haar [voorzitter] en [vice-voorzitter] zijn verschenen.
Na de zitting is de zaak gesplitst van de zaak nr. 200902369/1.
2.1. Ingevolge artikel 15, aanhef en onder a en b, van de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2006 (hierna: de keur) is het verboden in, op, onder of boven waterstaatswerken werkzaamheden te verrichten en werken of opgaande houtbeplantingen aan te brengen of te hebben.
Ingevolge die aanhef en onder h is het verboden in, op, onder of boven waterstaatswerken waarvoor geen peilbesluit is vastgesteld de waterstand te brengen of te houden op een ander peil dan door het hoogheemraadschap ter plaatse gewoonlijk wordt aangehouden.
Ingevolge artikel 29 kan het college van de gebods- en verbodsbepalingen in de artikelen 5 tot en met 20 ontheffing verlenen.
2.2. Bij besluit van 16 oktober 2006, gehandhaafd bij besluit van 27 maart 2007, heeft het college aan de landinrichtingscommissie ontheffing verleend van artikel 15, onder a, b en h, van de keur voor het uitvoeren van diverse inrichtingswerkzaamheden die, voor zover thans van belang, zien op het wijzigen van de waterpeilen overeenkomstig de bij het besluit behorende tekeningen in de deelgebieden 1, 2 en 4 van het blok Sijbekarspel-Wadway. Deelgebied 3 van het blok Sijbekarspel-Wadway, dat wordt begrensd door de A.C. de Graafweg, 't Zwet/Molensloot, Grote Zomerdijk, Kerkweg, Verlengde Kerkweg en Nieuweweg te Wognum, is uitgezonderd van het besluit van 27 maart 2007 en is voorwerp van de besluitvorming waarop de zaak nr.
200902369/1betrekking heeft. De percelen van [appellant] liggen in deelgebied 3.
2.3. [appellant] herhaalt in hoger beroep zijn betoog dat de bij besluit van 27 maart 2007 gehandhaafde ontheffing geen stand kan houden omdat de besluitvorming met betrekking tot deelgebied 3, dat wordt omsloten door de deelgebieden 1, 2 en 4, ten onrechte van dit besluit is afgesplitst, waardoor deelgebied 3 niet voldoende ontwaterd kan worden en het waterpeil in dat deelgebied een gegeven is. De rechtbank had haar oordeel volgens [appellant] niet mogen baseren op het standpunt van het college dat zonodig met een blokbemaling ieder gewenst waterpeil in deelgebied 3 kan worden bereikt. Daartoe voert hij aan dat hij het onwaarschijnlijk acht dat het college tot een blokbemaling overgaat, onder meer omdat dit aanzienlijke investeringen vergt.
2.4. Bij uitspraak van heden heeft de Afdeling geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het in deelgebied 3, ter plaatse van de percelen van [appellant], gewijzigde waterpeil van NAP -1,90 meter niet onredelijk is. Tegenover het door het college ingenomen en toegelichte standpunt dat de onderhavige ontheffing weliswaar enige betekenis heeft voor de waterpeilen in deelgebied 3, maar niet zodanig dat een waterpeil van NAP -1,90 meter niet kan worden bereikt, welk standpunt door de landinrichtingscommissie is onderschreven, staat de enkele stelling van [appellant] dat het niet mogelijk is dit waterpeil te bereiken. Nu hij niet heeft onderbouwd waarom dit niet mogelijk is, is de rechtbank terecht en op goede gronden tot het oordeel gekomen dat het niet aannemelijk is dat de afwatering van de gronden van [appellant] in deelgebied 3 vastligt als gevolg van de onderhavige ontheffing. Aan de beoordeling van de vraag of het waarschijnlijk is dat het college zonodig tot een blokbemaling overgaat om het gewenste waterpeil te bereiken, komt de Afdeling dan ook niet toe.
Gelet daarop heeft het college in redelijkheid afzonderlijke ontheffingsbesluiten kunnen nemen, mede in aanmerking genomen dat het college alleen bezwaren en daaraan inherente vertraging in de besluitvorming verwachtte met betrekking tot het besluit over deelgebied 3.
2.5. [appellant] beroept zich voorts op dezelfde gronden als in de zaak nr.
200902369/1, namelijk dat het besluit van 27 maart 2007 vanwege belangenverstrengeling onzorgvuldig tot stand is gekomen, dat het besluit niet rechtsgeldig is omdat de leden van het bestuur van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier in strijd met het Kiesreglement zijn gekozen en dat de ontheffing te ingrijpend is om deze voorafgaand aan een peilbesluit te verlenen.
Gelet op hetgeen in de zaak nr.
200902369/1hieromtrent is overwogen, faalt ook dit betoog.
2.6. Het betoog van [appellant] dat het ter plaatse van zijn percelen gelegen waterpeil van NAP -1,90 meter onvoldoende is voor de afwatering van zijn percelen, kan evenmin doel treffen, nu dit gewijzigd waterpeil is gelegen in deelgebied 3 en niet in een van de deelgebieden die in dit geschil aan de orde zijn.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2009