ECLI:NL:RVS:2009:BK5810

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902851/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Haaksbergen-Dorp, deelplan de Els, partiële herziening

Op 28 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Haaksbergen het bestemmingsplan "Haaksbergen-Dorp, deelplan de Els, partiële herziening" vastgesteld. Dit besluit werd aangevochten door appellanten, die in de nabijheid van het plangebied wonen, en die op 20 april 2009 beroep instelden bij de Raad van State. De raad diende een verweerschrift in en de zaak werd op 29 oktober 2009 ter zitting behandeld. De appellanten betoogden dat de raad ten onrechte het plan had vastgesteld, met name het plandeel met de bestemming "Openbaar erf". Zij voerden aan dat de ontsluitingsweg te krap was bemeten, wat zou leiden tot overlast en problemen voor hulpdiensten. De raad verdedigde zich door te stellen dat de ontsluitingsweg voldoet aan de richtlijnen en dat parkeren op eigen terrein mogelijk is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de breedte van de ontsluitingsweg voldoende is voor de bereikbaarheid van de woningen. Ook werd overwogen dat toezeggingen van wethouders geen rechten kunnen geven aan appellanten. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200902851/1/R3.
Datum uitspraak: 9 december 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Haaksbergen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Haaksbergen (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Haaksbergen-Dorp, deelplan de Els, partiële herziening [locatie]" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2009, waar [appellant], in persoon, is verschenen. Voorts is de raad, vertegenwoordigd door G. van der Wens, ambtenaar in dienst van de gemeente, daar als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de totstandkoming van 4 vrijstaande woningen en een ontsluitingsweg naar de [locatie] te [plaats] op de plaats waar voorheen een kinderdagverblijf was gevestigd.
2.2. [appellanten], die in de directe nabijheid van het plangebied wonen, betogen dat de raad ten onrechte het plan heeft vastgesteld voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Openbaar erf" aan de [locatie] (hierna: de ontsluitingsweg). [appellanten] betogen dat er onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen. Zij voeren hiertoe aan dat overlast dreigt doordat de ontsluitingsweg te krap is bemeten. Volgens [appellanten] ontstaan er problemen met het in- en uitrijden en het parkeren en kunnen hulpdiensten de woningen niet bereiken. [appellanten] voeren verder aan dat door de wethouder is toegezegd dat de parkeerproblemen zouden worden opgelost.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat de ontsluitingsweg 3 meter breed is, conform de richtlijn uit de Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom 2004 (hierna: ASVV 2004) van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek. Parkeren dient volgens de raad te geschieden op het eigen- of direct aangrenzend openbaar terrein. De raad stelt zich op het standpunt dat een verbreding van de ontsluitingsweg ongewenst is, omdat dit parkeren uitlokt en ten koste gaat van de ruimte voor de tuinen.
2.4. Ingevolge artikel 5 van de planregels, voor zover hier van belang, zijn de gronden op de kaart aangewezen voor "Openbaar erf" bestemd voor wegen met hoofdzakelijk een functie voor de ontsluiting van de aanliggende erven. Blijkens de plankaart voorziet het plan in een ontsluitingsweg die grotendeels - over een lengte van 27 meter - 3 meter breed is.
2.4.1. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat een breedte van 3 meter voor de ontsluiting van de in het plan voorziene 4 woningen voldoende is om de bereikbaarheid van de woningen per auto en voor de hulpdiensten te garanderen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de breedte van de ontsluitingsweg in overeenstemming is met de richtlijn uit de ASVV 2004.
Verder is ter zitting vastgesteld dat bij iedere woning op eigen terrein kan worden geparkeerd en dat ter hoogte van het plangebied 6 auto’s aan de Veldmaterstraat kunnen worden geparkeerd. [appellanten] hebben niet betwist dat aldus ruimschoots wordt voldaan aan de parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning die de raad heeft ontleend aan de richtlijn uit de ASVV 2004. Mede gelet op deze richtlijn, hebben [appellanten] niet aannemelijk gemaakt dat als gevolg van het plan parkeerproblemen en regelmatige conflicten tussen gebruikers van de ontsluitingsweg te verwachten zijn. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening is gehouden met de belangen van de omwonenden.
Overigens worden de woningen van [appellanten] niet ontsloten door de in het plan voorziene ontsluitingsweg.
2.4.2. Voor zover het betoog van [appellanten] ertoe strekt dat een wethouder de toezegging heeft gedaan dat aan hun bezwaren tegen het plan zou worden tegemoet gekomen, wordt overwogen dat in het algemeen geen rechten kunnen worden ontleend aan toezeggingen die zijn gedaan door niet ter zake beslissingsbevoegden. De raad heeft bij het ontbreken van een aan hem toe te rekenen toezegging het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2009
12-573.