ECLI:NL:RVS:2009:BK4370

Raad van State

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901595/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor opslag afgedankte voertuigbanden in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland op 11 december 2008 een omgevingsvergunning verleend aan [appellante] voor het veranderen van een inrichting voor de op- en overslag en bewerking van afvalstoffen. Echter, de vergunning voor de opslag van afgedankte voertuigbanden werd geweigerd. Dit besluit werd op 22 januari 2009 ter inzage gelegd. Tegen deze weigering heeft [appellante] op 4 maart 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep zijn aangevuld op 2 en 8 april 2009. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer op 12 november 2009, waarbij partijen niet verschenen.

De Afdeling bestuursrechtspraak overweegt dat er geen verplichting bestaat om een nieuw ontwerp van het besluit op te stellen of overleg te voeren met de vergunninghouder als het bevoegd gezag een besluit wil nemen dat afwijkt van het ontwerp. [appellante] betoogt dat de weigering van de vergunning voor de opslag van afgedankte voertuigbanden onterecht is, omdat deze activiteit volgens haar positief zou moeten worden bestemd onder de voorgenomen bestemming "metaal en schrootverwerking". De Afdeling stelt vast dat de opslag van voertuigbanden in strijd is met het bestemmingsplan en dat de aanvraag voor opslag in containers planologisch niet is toegestaan.

De Afdeling concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot weigering van de vergunning voor de opslag van afgedankte voertuigbanden. Het beroep van [appellante] wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 25 november 2009.

Uitspraak

200901595/1/M1.
Datum uitspraak: 25 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats], gemeente Ede,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) aan [appellante] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een inrichting voor de op- en overslag en bewerking van van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen op het adres [locatie] te [plaats]. Tevens heeft het college bij dit besluit vergunning geweigerd voor de opslag van afgedankte voertuigbanden. Dit besluit is op 22 januari 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 maart 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brieven van 2 april 2009 en 8 april 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2009, waar partijen niet zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het ontwerp van het bestreden besluit strekte tevens tot vergunningverlening voor de opslag van afgedankte voertuigbanden. Bij het bestreden besluit is vergunning voor deze activiteit geweigerd.
2.1.1. [appellante] voert aan dat na het opstellen van het ontwerp van het besluit ten onrechte niet een nieuw ontwerp is opgesteld dan wel overleg met haar heeft plaatsgevonden alvorens het bestreden besluit tot weigering van een vergunning voor de opslag van afgedankte voertuigbanden werd genomen. Nu is zij niet in de gelegenheid gesteld, alvorens beroep in te stellen, haar zienswijzen omtrent de weigering vergunning te verlenen naar voren te brengen, aldus [appellante].
2.1.2. De Afdeling overweegt dat uit de Algemene wet bestuursrecht niet de verplichting voortvloeit om een nieuw ontwerp van het besluit op te stellen dan wel overleg te voeren met vergunninghoudster als het bevoegd gezag een besluit wil nemen met een andere strekking dan het ontwerp van het besluit. Het betoog van [appellante] faalt in zoverre.
2.2. [appellante] betoogt dat het college ten onrechte wegens strijd met het bestemmingsplan vergunning heeft geweigerd voor de opslag van afgedankte voertuigbanden. Zij voert in dit verband aan dat met de voorgenomen bestemming "metaal en schrootverwerking" tevens de opslag van afgedankte voertuigbanden positief zal worden bestemd. Zij wijst hierbij op een e-mailbericht van 8 april 2009 van een juridisch adviseur ruimtelijke ordening van de gemeente Ede. Hierin wordt vermeld dat de ruimtelijke uitstraling van de opslag van autobanden ten opzichte van metalen en schroot van hetzelfde kaliber wordt geacht.
2.2.1. Artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer, zoals deze bepaling bij wet van 25 juni 2009 met terugwerkende kracht tot 1 juli 2008 is gewijzigd, bepaalt, voor zover hier van belang, dat de vergunning kan worden geweigerd ingeval door verlening van de vergunning strijd zou ontstaan met een bestemmingsplan.
2.2.2. Niet in geschil is dat de opslag van voertuigbanden in strijd is met het bestemmingsplan. Bij brief van 25 november 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ede desgevraagd te kennen gegeven dat een partiële herziening van het bestemmingsplan wordt voorbereid, waarbij het terrein van de inrichting naar het zich laat aanzien de bestemming "metaal en schrootverwerking" zal krijgen. Daarbij is het de bedoeling om alle bestaande activiteiten op het perceel van de inrichting positief te bestemmen, aldus het college van burgemeester en wethouders van Ede. De op- en overslag van autobanden in de inrichting betreffen echter nieuwe activiteiten, waarvan het de vraag is of deze binnen de voorgenomen bestemming "metaal en schrootverwerking" vallen, aldus het college van burgemeester en wethouders. Tot slot wordt nog vermeld dat de bouw- en opslagmogelijkheden in vergelijking met de huidige (illegale) situatie flink zullen afnemen. Bij brief van 10 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ede aanvullend nog te kennen gegeven dat planologisch niet meegewerkt zal worden aan het mogelijk maken van bebouwing op het terrein voor buitenopslag.
In bovengenoemd e-mailbericht van 8 april 2009 wordt de vraag of de bandenopslag planologisch inpasbaar is als buitenopslag bij een "metaal- en schrootbedrijf" bevestigend beantwoord. Worden de autobanden echter opgeslagen in containers dan staat de planologische inpasbaarheid ter discussie, aldus dit bericht. Containers zijn bouwvergunningplichtig en bij buitenopslag wordt geen bebouwing toegestaan, aldus het e-mailbericht van 8 april 2009.
2.2.3. De opslag van voertuigbanden betreft een nieuwe activiteit. In de brief van 25 november 2008 wordt vermeld dat het de vraag is of deze onder de voorgenomen partiële herziening van het bestemmingsplan valt. Voorts is aangevraagd om de afgedankte voertuigbanden in containers op te slaan. Volgens het e-mailbericht van 8 april 2009 is, nog daargelaten dat dit bericht, zoals het college stelt, dateert van na het nemen van het bestreden besluit, die opslag planologisch niet toegestaan.
De Afdeling ziet gezien het bovenstaande, in hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot weigering van de vergunning voor het opslaan van afgedankte voertuigbanden wegens strijd met het bestemmingsplan. Het betoog van [appellante] faalt in zoverre.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A.M. van Hamond, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Hamond
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009
446.