200903601/1/H1.
Datum uitspraak: 25 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 7 april 2009 in zaak nr. 08/622 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze.
Bij besluit van 5 maart 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een potstal op het perceel [locatie 1] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 4 juni 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.
Bij uitspraak van 7 april 2009, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 12 juni 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2009, waar het college, vertegenwoordigd door T. Bruining, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebied Anloo" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden", met de nadere aanduidingen "grondgebonden agrarisch bedrijf" en "uitbreidingsrichting".
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover van belang, zijn de als zodanig op de plankaart aangegeven gronden bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf.
Ingevolge artikel 5, derde lid, onder a, eerste en vierde volzin, voor zover van belang, is ten behoeve van de uitoefening van het agrarisch bedrijf op de plankaart met "grondgebonden agrarisch bedrijf" aangegeven gronden bebouwing toegestaan, mits deze wordt gegroepeerd binnen een aaneengesloten oppervlak van 1 ha. De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee mag per bedrijf aangegeven met "grondgebonden agrarisch bedrijf" ten hoogste 250 m2 dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen.
Ingevolge de tiende volzin dient de bebouwing per bedrijf geconcentreerd te worden binnen een vierhoek. De uitbreidingsrichting dient aan te sluiten bij het aanwezige bebouwingspatroon, waarbij tevens rekening dient te worden gehouden met het uitzicht van woningen.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder q, wordt in de voorschriften onder 'grondgebonden agrarisch bedrijf' verstaan: een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik gemaakt wordt van de open grond.
2.2. [appellant] betoogt dat de bouwvergunning in strijd met het bestemmingsplan is verleend, omdat de potstal buiten de in artikel 5, derde lid, onder a, van de planvoorschriften beschreven vierhoek van 1 ha valt, waarbinnen bebouwing per bedrijf dient te worden geconcentreerd. [appellant] voert daarbij aan dat de bedrijfsactiviteiten op de percelen [locatie 1] en [locatie 2], gelet op de Meststoffenwet, tezamen één bedrijf vormen, zodat de bedrijfsbebouwing op het perceel [locatie 2] ook bepalend is voor de ligging van de vierhoek.
2.2.1. De vraag of de bedrijfsactiviteiten op de door [appellant] genoemde percelen moeten worden beschouwd als één bedrijf dan wel als twee afzonderlijke bedrijven in de zin van het bestemmingsplan moet worden beantwoord aan de hand van de plankaart en de planvoorschriften. Anders dan [appellant] stelt, komt daarbij geen betekenis toe aan de omschrijving van het begrip 'bedrijf' in de Meststoffenwet en de omstandigheid dat de bedrijfsactiviteiten op de twee percelen zijn ondergebracht in één maatschap.
De percelen [locatie 1] en [locatie 2] hebben op de plankaart de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden" en hebben elk afzonderlijk de nadere aanduidingen "grondgebonden agrarisch bedrijf" en "uitbreidingsrichting". De rechtbank heeft terecht overwogen dat het planologisch gezien twee afzonderlijke agrarische bedrijven betreft. Ten behoeve van het bedrijf op het perceel [locatie 1] is derhalve ingevolge het bestemmingsplan een oppervlakte aan gebouwen van ten hoogste 250 m2 dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte toegestaan, mits gegroepeerd binnen een aaneengesloten oppervlak van 1 ha. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat het bouwplan in overeenstemming is met de bebouwingsvoorschriften van het bestemmingsplan. Het betoog faalt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009