200902873/1/H1.
Datum uitspraak: 18 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Deurne,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 maart 2009 in zaak nr. 08/3967 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Deurne.
Bij besluit van 15 juni 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor de bouw van drie scharrelkippenstallen op het perceel [locatie] te Deurne.
Bij besluit van 24 juli 2006 heeft het college het door Stichting Werkgroep Behoud de Peel (hierna: de Stichting) daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 15 juni 2005 herroepen.
Bij uitspraak van 20 september 2007, verzonden op 26 september 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [vergunninghouder] en [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 24 juli 2006 vernietigd.
Bij besluit van 13 mei 2008 heeft het college het bezwaar van de Stichting ongegrond verklaard en de aanvraag om bouwvergunning aangehouden op grond van artikel 52 van de Woningwet.
Na beëindiging van de aanhouding heeft het college bij besluit van 30 september 2008 de aanvraag om bouwvergunning niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2009, verzonden op 9 maart 2009, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door, voor zover hier van belang, [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 30 september 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 april 2009, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. C.G.M. Claessens, ambtenaar in dienst van de gemeente, is verschenen.
2.1. Het hoger beroep richt zich uitsluitend tot de beslissing van de rechtbank in haar uitspraak van 5 maart 2009 om het beroep van [wederpartij] tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn aanvraag om bouwvergunning gegrond te verklaren.
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat [wederpartij] geen belang meer had bij een vergunning krachtens de Woningwet, omdat het bij besluit van 23 september 2008 heeft geweigerd aan haar vergunning krachtens de Wet milieubeheer te verlenen. Het college betoogt voorts dat de rechtbank aan artikel 52, vijfde lid, van de Woningwet, ten onrechte de betekenis heeft ontleend dat ook indien een vergunning op grond van de Wet milieubeheer is geweigerd, de aanvrager van de bouwvergunning gebruik kan maken voor een ander doel dan waarvoor hij de bouwaanvraag heeft ingediend.
2.2.1. Doordat de rechtbank bij haar uitspraak van 20 september 2007 het besluit op bezwaar van 24 juli 2006 heeft vernietigd met een opdracht een nieuw besluit op bezwaar te nemen, is de herroeping van het besluit van 15 juni 2005 waarbij bouwvergunning is verleend, ongedaan gemaakt en herleefde dat op de aanvraag genomen besluit, waardoor voor aanhouding van de aanvraag ervan geen plaats meer was. Met de ongegrondverklaring van het bezwaar van de Stichting bij het besluit op bezwaar van 13 mei 2008 was de besluitvorming van het college over deze aangelegenheid afgerond en lag een bouwaanvraag waarop nog een besluit moest worden genomen niet meer voor. Voor een beslissing op de aanvraag om bouwvergunning van 19 maart 2002, hoe deze ook zou luiden, was derhalve geen plaats. De rechtbank is, zij het op andere gronden, tot hetzelfde oordeel gekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Deurne tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van het college van burgemeester en wethouders van Deurne griffierecht ten bedrage van € 447,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009