ECLI:NL:RVS:2009:BK3615

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903199/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van documenten door de minister van Verkeer en Waterstaat en hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 april 2009, waarin het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft een verzoek om openbaarmaking van documenten dat door de minister van Verkeer en Waterstaat is behandeld. Op 23 april 2008 heeft de minister afschriften van documenten verstrekt aan [appellant] naar aanleiding van diens verzoek. Vervolgens heeft de minister op 6 juni 2008 het bezwaar van [appellant] tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk was, wat [appellant] niet kon accepteren en hiertegen hoger beroep heeft ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 oktober 2009 ter zitting behandeld. In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op de argumenten van [appellant], die aanvoert dat de rechtbank heeft miskend dat de minister geen relevante informatie heeft verschaft over de juistheid van de ontheffingen. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk was, en verklaart het hoger beroep gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de Afdeling verklaart het beroep ongegrond.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat het griffierecht van € 223,00 aan [appellant] wordt terugbetaald. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 18 november 2009.

Uitspraak

200903199/1/H3.
Datum uitspraak: 18 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 april 2009 in zaak nr. 08/2736 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Verkeer en Waterstaat.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 april 2008 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de minister) naar aanleiding van diens verzoek om openbaarmaking aan [appellant] afschriften van documenten verstrekt.
Bij besluit van 6 juni 2008 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 april 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2009, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 13 oktober 2009.
2. Overwegingen
2.1. Aan het besluit van 6 juni 2008 heeft de minister ten grondslag gelegd dat niet meer documenten bestaan die binnen de reikwijdte van het verzoek vallen en met de verstrekking aan het verzoek is voldaan.
2.2. [appellant] heeft aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat de minister geen relevante informatie over de juistheid van de ontheffingen, waarop het verzoek betrekking heeft, heeft verschaft.
2.3. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de door [appellant] bij haar aangevoerde beroepsgronden geen betrekking hebben op het besluit van 6 juni 2008. Zij heeft daaraan echter ten onrechte de conclusie verbonden dat het beroep deswege niet-ontvankelijk is.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het tegen het besluit van 6 juni 2008 ingestelde beroep ongegrond verklaren.
2.5. Van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
2.6. Onder deze omstandigheden is er geen aanleiding om te bepalen dat het door [appellant] betaalde griffierecht door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt vergoed. Redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt voorts met zich dat het griffierecht, naar analogie van artikel 41, vijfde lid, van die wet, door de secretaris van de Raad van State aan [appellant] wordt terugbetaald.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 1 april 2009 in zaak nr. 08/2736;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond;
IV. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 223,00 (zegge: tweehonderddrieëntwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2009
290.