ECLI:NL:RVS:2009:BK2954

Raad van State

Datum uitspraak
11 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902910/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor tijdelijk dichtzetten van muur- en dakopeningen in Middelburg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 12 maart 2009, waarin de rechtbank de bezwaren van de Belangenvereniging van A tot Z en een tweede appellant tegen de verlening van een bouwvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Middelburg ongegrond heeft verklaard. De bouwvergunning, verleend op 3 augustus 2007, betrof het tijdelijk dichtzetten van muur- en dakopeningen met underlaymentplaten in de panden aan de Koningstraat 4, 6, 14, 16 en 18 te Middelburg. De rechtbank oordeelde dat het college de vergunning terecht had verleend, omdat geen van de weigeringsgronden uit artikel 44 van de Woningwet van toepassing was. De Belangenvereniging en de tweede appellant stelden dat het college de vergunning had verleend met als motief het tegengaan van kraken, wat volgens hen in strijd was met het verbod van détournement de pouvoir. De rechtbank verwierp dit argument, omdat de motieven van het college niet relevant waren voor de beoordeling van de aanvraag.

Uitspraak

200902910/1/H1.
Datum uitspraak: 11 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. de Belangenvereniging van A tot Z, gevestigd te Middelburg,
2. [appellant sub 2], wonend te Middelburg
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 12 maart 2009
in zaken nrs. 08/392 en 08/445 in het geding tussen:
de Belangenvereniging van A tot Z en [appellant sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Middelburg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Middelburg (hierna: het college) aan de gemeente Middelburg bouwvergunning verleend voor het tijdelijk dichtzetten van muur- en dakopeningen met underlaymentplaten in de panden op de percelen plaatselijk bekend als Koningstraat 4, 6, 14, 16 en 18 te Middelburg (hierna: de panden).
Bij besluit van 11 maart 2008 heeft het college de door de Belangenvereniging van A tot Z (hierna: de Belangenvereniging) en
[appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 maart 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) de door de Belangenvereniging en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de Belangenvereniging en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 2 juni 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 oktober 2009, waar de Belangenvereniging, vertegenwoordigd door [secretaris], en [appellant sub 2], in persoon, beide vertegenwoordigd door mr. dr. A. Holleman, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door R.J.H. Kwekkeboom en ing. J.J. Marijs, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Anders dan de Belangenvereniging en [appellant sub 2] betogen, is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat het college de gevraagde bouwvergunning terecht heeft verleend.
Geen van de in artikel 44 van de Woningwet genoemde weigeringsgronden doet zich hier voor, zodat het college gehouden was tot verlening van de bouwvergunning.
De rechtbank heeft in dit verband terecht overwogen dat het door de Belangenvereniging en [appellant sub 2] gestelde motief van de gemeente voor het aanvragen van de bouwvergunning, namelijk het tegengaan van kraken, bij de beoordeling door het college van de aanvraag om bouwvergunning geen rol kan spelen. De bepalingen van de Leegstandswet kunnen evenmin in dit kader van betekenis zijn, omdat deze wet in artikel 44 van de Woningwet niet als weigeringsgrond wordt genoemd. Nu geen van de weigeringsgronden van artikel 44 van de Woningwet zich voordoet, kan het in artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde verbod van détournement de pouvoir niet aan de verlening van de bouwvergunning in de weg staan. De stelling dat het college in strijd met dit verbod heeft gehandeld, kan, daargelaten de juistheid daarvan, dan ook niet leiden tot het door de Belangenvereniging en [appellant sub 2] beoogde doel.
2.2. Hetgeen de Belangenvereniging en [appellant sub 2] verder hebben aangevoerd, biedt evenmin aanknopingspunten voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2009
202.