200900673/1/R2.
Datum uitspraak: 11 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
Bij besluit van 27 november 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Emmen (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 16 september 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Plan tot gedeeltelijke wijziging van het bestemmingsplan "Snippenveld" t.b.v. de vestiging van een prostitutie- en/of escortbedrijf aan de [locatie] te [plaats]" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2009, beroep ingesteld.
De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 13 februari 2009.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[belanghebbende] is in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
[appellante] en [belanghebbende] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 oktober 2009, waar [appellante] is verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. M. Groenewegen, ambtenaar in dienst van de gemeente en [belanghebbende], bijgestaan door J. Donselaar.
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan moet worden uitgewerkt volgens bij het plan te geven regelen. Bij het besluit over de goedkeuring van een uitwerkingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregelen is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regelen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het plan voorziet in de vestiging van een prostitutie- en/of escortbedrijf in een voormalige boerderij aan de [locatie] (hierna: het perceel).
2.3. [appellante] voert aan dat het onduidelijk is of en zo ja op basis van welke verordening de inspraak ten aanzien van het wijzigingsplan is geregeld.
2.3.1. Ingevolge artikel 11 van de WRO, gelezen in samenhang met de bepalingen behorende bij het bestemmingsplan "Snippenveld", vangt de procedure inzake de wijziging van een bestemmingsplan aan met de terinzagelegging van een ontwerpplan. Nu het bieden van inspraak geen onderdeel uitmaakt van de in de WRO dan wel in evenbedoeld bestemmingsplan geregelde procedure, kan, indien in een gemeentelijke verordening als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet de mogelijkheid of verplichting is opgenomen inspraak te bieden, het niet nakomen van deze verplichting geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de gevolgde wijzigingsplanprocedure en de daaruit voortvloeiende besluiten met zich brengen. De stelling treft reeds om die reden geen doel.
2.4. [appellante] stelt verder dat de in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing is op het perceel nu uit de kaartenbijlage bij het bestemmingsplan niet valt op te maken dat het perceel valt binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is.
2.4.1. Deze stelling treft geen doel nu ter zitting aan de hand van het overgelegde kaartmateriaal is komen vast te staan dat het perceel ligt binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is.
2.5. [appellante] betoogt voorts dat het plan onvoldoende zeker stelt dat de zes werkkamers dan wel andere ruimten waarin het plan voorziet niet ten behoeve van activiteiten als raamprostitutie mogen worden gebruikt. In verband hiermee is nog steeds niet voldaan aan de uitspraak van de Afdeling van 23 januari 2008 inzake no.
200703301/1waarbij aan een eerdere versie van het wijzigingsplan goedkeuring werd onthouden.
2.5.1. Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften wordt onder escortbedrijf verstaan: "het bedrijfsmatig aanbieden van prostitutiediensten die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte van het escortbedrijf worden uitgeoefend."
Onder prostitutiebedrijf wordt verstaan: "een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waaronder mede wordt begrepen een voer-of vaartuig, waarin bedrijfsmatig prostitutie wordt bedreven. Onder prostitutie wordt uitdrukkelijk niet begrepen de thuisprostitutie."
Artikel 2 van de planvoorschriften luidt als volgt: "Op deze wijziging zijn van toepassing de desbetreffende voorschriften van het bestemmingsplan "Snippenveld", tekeningnummer 08.065, zoals deze laatstelijk gewijzigd zijn vastgesteld bij raadsbesluit van 29 maart 2001 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Partiële herziening van de voorschriften van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven" met dien verstande dat, naast het op grond van het vigerende bestemmingsplan toegestane gebruik binnen het bestaande gebouw, gelegen aan de [locatie] te Emmen (kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie W, nr. 06438), de exploitatie van een prostitutiebedrijf met, voor de ontvangst van cliënten, uitsluitend maximaal 6 werkkamers en de exploitatie van een escortbedrijf is toegestaan, door een exploitant die in het bezit is van een door de burgemeester van de gemeente Emmen aan hem verleende exploitatievergunning als bedoeld in de Algemeen Plaatselijke Verordening. Het creëren, inrichten of gebruiken van meer dan 6 werkkamers, of andere ruimten of vertrekken voor ontvangst van cliënten, is niet toegestaan. Hiermee worden ruimten of vertrekken bedoeld welke gebruikt worden voor bijvoorbeeld raamprostitutie, een privé-huis, een erotische massagesalon, sekstheater, seksbioscoop, seksautomatenhal of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar."
2.5.2. Niet in geschil is dat de formulering van de artikelen 1 en 2 van de planvoorschriften naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling is aangepast. Volgens het college is met deze aangepaste formulering in voldoende mate tegemoetgekomen aan de uitspraak van de Afdeling. Het college van burgemeester en wethouders heeft met in het bijzonder de laatste volzin van artikel 2, welke, naar is gesteld, ook betrekking heeft op de genoemde (maximaal) zes werkkamers, zeker willen stellen dat de in deze volzin genoemde activiteiten, waaronder raamprostitutie, ter plaatse van het gehele perceel zijn uitgesloten.
2.5.3. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de Afdeling vast dat de artikelen 1 en 2 van de planvoorschriften, in onderling verband en samenhang bezien, zo moeten worden uitgelegd dat, waar het plan de uitoefening van het prostitutiebedrijf in (maximaal zes werkkamers van) het pand mogelijk maakt, hieronder niet de raamprostitutie valt. Gelet voorts op de feitelijke ligging van het pand met de ontsluiting op de Nieuw-Amsterdamsestraat en geheel omringd door een haag, heeft het college het voldoende gewaarborgd mogen achten dat ter plaatse van het perceel raamprostitutie niet is toegestaan. Ter zitting is er namens het college van burgemeester en wethouders nog op gewezen dat in de gemeente Emmen ingevolge artikel 2.50 van de Algemeen Plaatselijke Verordening een algeheel verbod voor raamprostitutie geldt. Nu in artikel 2 van de planvoorschriften is voorgeschreven dat gebruik slechts is toegestaan door een exploitant die in het bezit is van een aan hem verleende exploitatievergunning als bedoeld in de Algemeen Plaatselijke Verordening, is ook uit dien hoofde raamprostitutie ter plaatse van het perceel niet mogelijk.
2.6. Ook stelt [appellante] dat het college er ten onrechte van is uitgegaan dat het al dan niet aanwezig zijn van een exploitatievergunning niet van belang is. Het is, aldus [appellante], zinloos medewerking te verlenen aan het voorzien in de mogelijkheid van vestiging van een prostitutiebedrijf ter plaatse indien geen exploitatievergunning kan worden afgegeven.
2.6.1. De vraag of voor de uitvoering van het plan een exploitatievergunning nodig is en zo ja, of deze vergunning kan worden verleend, komt pas aan de orde in een procedure op grond van de vergunningsaanvraag. Dat doet er niet aan af dat het college geen goedkeuring aan het plan had mogen verlenen, indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat de exploitatievergunning aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.
Uit de toelichting bij het wijzigingsplan volgt dat het plan voorziet in een locatie voor de hervestiging van een prostitutiebedrijf. In het onderzoek naar de planologische aanvaardbaarheid van een locatie is, aldus de toelichting, meegenomen dat de exploitant in beginsel ook voldoet aan de criteria voor het verkrijgen van een exploitatievergunning. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de benodigde exploitatievergunning niet kan worden verleend, zodat niet aannemelijk is dat dit punt in de weg zal staan aan de uitvoerbaarheid van het plan.
2.7. Voorts is [appellante] van mening dat de invloed op de omgeving van het voorziene prostitutiebedrijf onvoldoende is onderzocht. De vestiging van het prostitutiebedrijf ter plaatse heeft een nadelige invloed op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woonwijk. De door het college van burgemeester en wethouders toegezegde haag van 2 meter rondom het bedrijf zal slechts tot meer overlast leiden nu activiteiten naar buiten kunnen worden verplaatst. Bovendien leidt het escortbedrijf tot verkeersproblemen. Door een toename van het aantal auto's vermindert de bereikbaarheid van de wijk en is sprake van een verslechtering van de verkeersveiligheid. Ook is ten onrechte niet voorzien in aanvullende parkeerruimte. Het argument van het college van burgemeester en wethouders dat in het bestemmingsplan "Snippenveld" al was voorzien in bedrijfsbestemming zodat eventuele milieuhinder vergelijkbaar is, gaat volgens [appellante] niet op nu de hinder en uitstraling van een prostitutie- en/of escortbedrijf niet vergelijkbaar is met kleinschalige bedrijvigheid.
2.7.1. Het college stelt zich in navolging van het college van burgemeester en wethouders op het standpunt dat het prostitutiebedrijf gescheiden is van de woonwijk door wegen en beplanting. Bovendien is de verkeerssituatie zodanig ingericht dat de ontsluiting van het bedrijf op de Nieuw-Amsterdamsestraat plaatsvindt. Ook zijn voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein aanwezig. De voorziene haag van twee meter is toegezegd om aan de omwonenden tegemoet te komen. De vrees bij hen bestond dat hinder zou ontstaan van verlichting en andere inrichtingsaspecten alsmede van bezoekers. Het bedrijf wordt op deze manier aan het zicht onttrokken en wordt bovendien op een groene manier in de omgeving ingepast. Tot slot stelt het college in navolging van het college van burgemeester en wethouders dat met betrekking tot de milieuhinder een afweging is gemaakt in het kader van het plan. Een toename van de milieuhinder wordt niet voorzien.
2.7.2. De Afdeling overweegt dat met het bestaan van de door het college goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven mag worden beschouwd. Het college heeft zich in zoverre op het standpunt kunnen stellen dat het realiseren van een prostitutiebedrijf aan de Nieuw-Amsterdamsestraat in beginsel aanvaardbaar is.
Dit neemt echter niet weg dat het bij een wijziging gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht, zodat het feit dat in een bepaald geval aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden is voldaan, de plicht van het gemeentebestuur en gedeputeerde staten onverlet laat om in de besluitvorming omtrent de vaststelling respectievelijk de goedkeuring van een wijzigingsplan na te gaan of, gelet op andere betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
Blijkens de plankaart grenst het plangebied aan de noordzijde aan de woonwijk de Rietlanden en aan de zuidzijde aan het buitengebied. Het plangebied is van de woonwijk gescheiden door een weg met aan weerszijden een groenstrook. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats op de Nieuw-Amsterdamsestraat, een provinciale weg welke een verbindingsweg vormt met de autosnelweg A-37. De boerderij waar het prostitutiebedrijf in zal worden gevestigd ondergaat, aldus de plantoelichting, geen bouwkundige aanpassingen en de huidige verschijningsvorm blijft onaangetast. Bij de boerderij zal uitsluitend ter herkenning van de locatie het huisnummer verlicht worden aangebracht en er wordt oriëntatieverlichting geplaatst bij de parkeerplaats. Het perceel zal rondom volledig worden voorzien van een plantenhaag met een hoogte van ongeveer 2 meter, hetgeen de afscherming van het bedrijf ten opzichte van de omliggende wijk vergroot. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat het prostitutiebedrijf, gelet op de ligging en de voorziene ontsluiting van het perceel, voldoende gescheiden ligt ten opzichte van de woonwijk en dat tevens afdoende maatregelen zijn getroffen om het bedrijf aan het zicht te onttrekken. De stukken en de daarop ter zitting gegeven toelichting bieden voorts geen grond voor het oordeel dat het college de verkeers- en parkeersituatie ter plaatse ten onrechte aanvaardbaar heeft geacht. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voldoende rekening is gehouden met alle betrokken belangen en dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
2.8. Ten slotte voert [appellante] aan dat ten onrechte is geoordeeld dat de argumenten om het prostitutiebedrijf niet bij de ingang van de woonwijk de Delftlanden te voorzien niet gelden voor de huidige locatie.
2.8.1. Het college is met het college van burgemeester en wethouders van mening dat de in het plan voorziene locatie beter past omdat het gebied, anders dan de voorgestelde locatie bij de Delftlanden, ruimtelijk gezien geen onderdeel uitmaakt van de woonwijk.
2.8.2. De Afdeling overweegt dat de door [appellante] genoemde situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat, gelet op de hiervoor onder 2.7.2. weergegeven omschrijving van de omgeving, de aangewezen locatie in het plan verder verwijderd ligt van de woonwijk de Rietlanden dan het geval is op de bedoelde locatie bij de woonwijk de Delftlanden. Gelet hierop heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van ligging in een woonwijk, hetgeen wel het geval is op de locatie in de Delftlanden.
2.9. De conclusie is dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarin wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Matulewicz
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2009