200902734/1/H3.
Datum uitspraak: 11 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 maart 2009 in zaak nr. 08/3060 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Helmond.
Bij besluit van 6 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond (hierna: het college) de door het Elkerliek Ziekenhuis te Helmond (hierna: vergunninghouder) gevraagde uitwegvergunning ter ontsluiting van het ziekenhuisterrein aan de Wesselmanlaan 25 te Helmond verleend.
Bij besluit van 11 augustus 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 10 maart 2009, verzonden op 11 maart 2009, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2.2. Bij besluit van 11 augustus 2008 heeft het college het bezwaar van [appellant] niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig is ingediend en niet is gebleken dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zijn bezwaarschrift ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hiertoe voert hij aan dat de vergunning op 10 november 2007 is aangevraagd en dat derhalve op 6 februari 2007 geen vergunning kan zijn verleend. Evenmin is gebleken dat een dergelijk besluit bekend is gemaakt.
Voorts heeft de rechtbank volgens [appellant] miskend dat het college zijn bezwaarschrift, voor zover dat zich richt tegen de gelijkwaardige kruising die is ontstaan op de plek waar de uitweg is gerealiseerd, ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat noch in de aanvraag om de uitwegvergunning noch in het besluit van 6 februari 2007 over het verkeerskarakter van de uitweg wordt besloten.
2.3.1. De aanvraag vermeldt dat deze op 10 november 2007 is ondertekend maar dat de werkzaamheden in maart 2007 zullen aanvangen. Verder is op de aanvraag een stempel aangebracht dat deze op 13 november 2006 is ontvangen. Gelet op het aangebrachte stempel en de vermelding van het tijdstip van aanvang van de werkzaamheden heeft het college zich op het standpunt mogen stellen dat het op de aanvraag vermelde jaartal een kennelijke verschrijving is.
In het dossier bevindt zich een besluit van 6 februari 2007 waarbij het college de gevraagde vergunning heeft verleend. Aldus mist het betoog van [appellant] dat op 6 februari 2007 geen vergunning kan zijn verleend, feitelijke grondslag.
Nu uit de gedingstukken blijkt dat het besluit op 6 februari 2007 aan de vergunninghouder is toegezonden heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat hiermee is voldaan aan het bepaalde in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb en dat het pas op 25 april 2008 ingediende bezwaarschrift derhalve niet tijdig is ingediend.
2.3.2. Hetgeen [appellant] verder heeft aangevoerd ziet niet op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding van zijn bezwaar tegen de uitwegvergunning en kan reeds daarom niet slagen.
De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Graat
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2009