ECLI:NL:RVS:2009:BK2915

Raad van State

Datum uitspraak
11 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900863/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering medewerking aan vrijstellingsprocedure voor uitbreiding glastuinbouwbedrijf

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Stichting Natuurbescherming Vlinderstrik tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had op 17 december 2008 het besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek vernietigd, waarbij medewerking aan een vrijstellingsprocedure voor de uitbreiding van een glastuinbouwbedrijf was geweigerd. Het dagelijks bestuur had op 1 november 2004 geweigerd om medewerking te verlenen aan de uitbreiding van het bedrijf van [belanghebbende] aan de [locatie] te [plaats]. Na een bezwaar van [belanghebbende] werd dit besluit op 27 november 2007 herroepen en werd alsnog vrijstelling en een bouwvergunning verleend. De rechtbank oordeelde echter dat het dagelijks bestuur niet voldoende had gemotiveerd waarom het gebruik had gemaakt van de verklaring van geen bezwaar van de provincie, en dat de uitbreiding in strijd was met het geldende bestemmingsplan en provinciaal beleid.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 oktober 2009 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf in strijd was met het bestemmingsplan, maar dat het dagelijks bestuur in redelijkheid vrijstelling had kunnen verlenen. De Afdeling benadrukte dat de uitbreiding van het bedrijf al decennia ter plaatse aanwezig is en dat het belang van [belanghebbende] om zijn bedrijf te moderniseren en uit te breiden, zwaarwegend was. De Afdeling concludeerde dat de rechtbank terecht de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand had gelaten, en dat het hoger beroep van Vlinderstrik ongegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200900863/1/H1.
Datum uitspraak: 11 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting Stichting Natuurbescherming Vlinderstrik, gevestigd te Rotterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 december 2008 in zaak nr. 07/4710 in het geding tussen:
de Stichting Natuurbescherming Vlinderstrik
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek.
1. Procesverloop
Bij besluit van 1 november 2004 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd medewerking te verlenen aan een vrijstellingsprocedure voor het uitbreiden van het glastuinbouwbedrijf van [belanghebbende] aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 27 november 2007 heeft het dagelijks bestuur het bezwaar van [belanghebbende] gegrond verklaard, het besluit van 1 november 2004 herroepen en alsnog vrijstelling en de gevraagde bouwvergunning verleend.
Bij uitspraak van 17 december 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door de Stichting Natuurbescherming Vlinderstrik (hierna: Vlinderstrik) daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 januari 2008 (naar de Afdeling begrijpt: 27 november 2007) vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Vlinderstrik bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft een reactie ingediend.
Vlinderstrik heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2009, waar Vlinderstrik, vertegenwoordigd door J.H. Ochtman en J.F. Dijkshoorn, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door E.F.W. de Vogel, ambtenaar in dienst van de deelgemeente, zijn verschenen. [belanghebbende] is verschenen in persoon, bijgestaan door mr. H.A.M. Lamers, rechtsbijstandverlener.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf van [belanghebbende] van ongeveer 22.000 m2 met 3.120 m2 naar ongeveer 25.120 m2. Uit de stukken komt naar voren dat de huidige kas op het perceel een L-vorm heeft. Door de voorziene uitbreiding krijgt de kas een meer vierkante vorm. De uitbreiding bevindt zich aan de zijde van Wildersekade en is ingesloten door bestaande bebouwing.
2.2. Vaststaat dat de uitbreiding in strijd is met het geldende bestemmingsplan "Wildersekade II" (hierna: het bestemmingsplan), dat een maximale oppervlakte van 20.000 m2 aan bebouwing toestaat.
Om niettemin bouwvergunning te kunnen verlenen, heeft het dagelijks bestuur met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend. Daarbij heeft het gebruik gemaakt van een door het college van gedeputeerde staten verleende verklaring van geen bezwaar.
2.3. De rechtbank heeft het besluit van 27 november 2007 vernietigd omdat het dagelijks bestuur niet zonder nadere motivering gebruik heeft kunnen maken van de door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland afgegeven verklaring van geen bezwaar. De rechtbank heeft overwogen dat de in het bouwplan voorziene bebouwing in strijd is met het ten tijde van het besluit geldende provinciale beleid. Het in het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 opgenomen streekplan en de nota Regels voor Ruimte staan uitbreiding van glastuinbouwbedrijven niet toe in het gebied, waarin het perceel ligt. Daarnaast is uitbreiding boven een maximumoppervlakte aan bebouwing van 2 ha niet toegestaan, aldus de rechtbank. Voorts is het besluit vernietigd omdat in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) Vlinderstrik niet voorafgaand aan het nemen van dat besluit is gehoord.
De rechtbank heeft vervolgens onder meer overwogen dat het bouwplan is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing, het college de afwijking van het geldende provinciale beleid ter zitting heeft gemotiveerd en zich, gezien de bijzondere omstandigheden van het geval, geen precedentwerking zal voordoen. Daarin heeft de rechtbank grond gevonden om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
2.4. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO kan de gemeenteraad, behoudens het gestelde in het tweede en derde lid, ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
2.4.1. Vlinderstrik betoogt dat de rechtbank door te overwegen dat het dagelijks bestuur in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen, heeft miskend dat het perceel ligt in het gebied "Vlinderstrik" dat volgens landelijk en provinciaal beleid is bedoeld voor de aanleg van een groot natuur- en recreatiegebied en dat de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf daaraan in de weg staat. De realisering van het bouwplan heeft nadelige gevolgen voor de omgeving. Verder wijst Vlinderstrik op de precedentwerking die de verlening van vrijstelling en bouwvergunning volgens haar heeft.
2.4.2. Vaststaat dat het perceel behoort tot het gebied dat in het als streekplan vastgestelde Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 is aangewezen als 'openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen, te ontwikkelen'. Het streekplan vormt in zoverre een uitwerking van de planologische kernbeslissing Project Mainportontwikkeling Rotterdam (2006), waarin als beslissing van wezenlijk belang is bepaald dat in de Schiebroekse polder en de Zuidpolder een natuur- en recreatiegebied met een oppervlakte van 100 ha zal worden gerealiseerd.
Aan het besluit op bezwaar is een rapport van LTO Noord Advies ten grondslag gelegd, waarin de ruimtelijke onderbouwing van het project is opgenomen. Daarin wordt onder meer gesteld dat het project strijdig is met de voorgenomen ontwikkeling van het gebied volgens het streekplan, namelijk openluchtrecreatie of stedelijk groen. Voorts is vermeld dat omdat de locatie op grond van het geldende bestemmingsplan bestemd is voor agrarische doeleinden en het nog onzeker is of binnen de planperiode van het streekplan deze bestemming gerealiseerd kan worden, in het kader van onderhavig onderzoek meer gewicht wordt toegekend aan de geldende bestemming dan aan de onzekere invulling ingevolge het streekplan.
In het besluit op bezwaar heeft het dagelijks bestuur nader gemotiveerd waarom de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf kan worden toegestaan. Naar het oordeel van het dagelijks bestuur moet betekenis worden toegekend aan de omstandigheid dat het in dit geval een bedrijf betreft dat al decennia ter plaatse aanwezig is en werkgelegenheid biedt aan vijftien mensen. Verder moet belang worden toegekend aan de financiële situatie van het bedrijf en in verband daarmee aan het belang van [belanghebbende] om zijn bedrijf te moderniseren en de bedrijfsbebouwing uit te breiden. Ter zitting bij de rechtbank heeft het dagelijks bestuur er voorts op gewezen dat de voorziene uitbreiding van de kas omsloten is door andere bedrijfsbebouwing en ten gevolge daarvan sprake is van zeer geringe ruimtelijke belasting voor de omgeving.
De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het dagelijks bestuur op grond van de hiervoor genoemde omstandigheden in redelijkheid heeft kunnen besluiten vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor de uitbreiding van het bedrijf van [belanghebbende]. Daarbij is van belang dat, ook indien uitvoering van het bouwplan ertoe leidt dat voor het bedrijf een nieuw waterbassin in de nabijheid van het bedrijf nodig is, niet aannemelijk is geworden dat uitvoering van het bouwplan de ontwikkeling van 100 ha natuur- en recreatiegebied in de weg staat.
De rechtbank heeft terecht in de mogelijke precedentwerking van vrijstelling voor het bouwplan geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen. In dit verband is van belang dat bijzondere omstandigheden voor het dagelijks bestuur aanleiding hebben gevormd om in dit geval vrijstelling te verlenen en dat ter zitting door het dagelijks bestuur onbetwist is gesteld dat zich in de omgeving van het bedrijf geen andere glastuinbouwbedrijven bevinden. Het betoog faalt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.W. Mouton, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Van Heusden
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 november 2009
163.