200901332/1/H2.
Datum uitspraak: 4 november 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 12 september 2008 in zaak nr. 07/2869 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.
Bij besluit van 18 januari 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad voor rechtsbijstand) een aanvraag om een toevoeging voor rechtsbijstand ten behoeve van [appellant] afgewezen.
Bij besluit van 16 juli 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 september 2008, verzonden op 12 januari 2009, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 februari 2009, hoger beroep ingesteld.
De raad voor rechtsbijstand heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2009, waar de raad voor rechtsbijstand, vertegenwoordigd door mr. R.B. van Dijken, werkzaam bij de raad voor rechtsbijstand, is verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend indien de aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden kosten niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak.
Ingevolge het derde lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld omtrent de overeenkomstig het tweede lid in acht te nemen criteria.
Deze regels zijn neergelegd in het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: Brt).
Ingevolge artikel 4, tweede lid, van het Brt wordt rechtsbijstand op basis van een toevoeging, als zijnde van onvoldoende belang, niet verleend indien het op geld waardeerbare belang blijft beneden een bedrag van € 180,-.
Ingevolge het zevende lid, voor zover thans van belang, kan in afwijking daarvan een toevoeging worden verleend indien zwaarwegende belangen van de rechtzoekende dit rechtvaardigen.
Volgens aantekening 25 van het Handboek Toevoegen (hierna: het Handboek) kan ingevolge artikel 4, zevende lid, van het Brt in die gevallen waarin sprake is van een te gering financieel belang, een toevoeging worden verleend, indien de rechtzoekende daarnaast een zwaarwegend immaterieel belang heeft bij de zaak.
2.2. De aanvraag om een toevoeging ten behoeve van [appellant] heeft betrekking op een geschil over de ontbinding van een overeenkomst voor de levering van televisie- en radiosignalen door @Home wegens het niet betalen van € 91,20. Het financieel belang blijft daarmee beneden de in artikel 4, tweede lid, van het Brt bepaalde grens. Het geschil hier aan de orde spitst zich toe op de vraag of sprake is van zwaarwegende belangen, welke afwijking van artikel 4, tweede lid, van het Brt, rechtvaardigen.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij een zwaarwegend belang heeft bij de ontvangst van radio- en televisiesignalen. Hij voert aan dat de rechtbank in dit verband ten onrechte van belang heeft geacht of hij voor het ontvangen van radio- en televisiesignalen is aangewezen op levering door @Home. Volgens [appellant] was de overeenkomst financieel aantrekkelijk en is het gezien zijn visuele handicap moeilijk een andere aanbieder van radio- en televisiesignalen te vinden.
2.4. Het betoog faalt. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geen gebruik kan maken van alternatieve kabelmaatschappijen en voor de ontvangst van radio- en televisiesignalen afhankelijk is van kabelmaatschappij @Home. De ontvangst van radio- en televisiesignalen via @Home kan dan ook niet worden aangemerkt als een zwaarwegend immaterieel belang. Verder heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat anderszins sprake is van zwaarwegende belangen in de zin van artikel 4, zevende lid, van het Brt. De rechtbank heeft terecht en op de goede gronden overwogen dat het besluit van 16 juli 2007 in stand kan blijven.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Wortmann w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2009