200901176/1/H3.
Datum uitspraak: 4 november 2009.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de korpsbeheerder van de politieregio Zaanstreek-Waterland,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 5 januari 2009 in zaak nr. 08/2741 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 25 juni 2007 heeft de korpschef van de politieregio Zaanstreek-Waterland een samenvatting van de door [wederpartij] verzochte documenten openbaar gemaakt.
Bij besluit van 19 februari 2008 heeft de korpsbeheerder van de politieregio Zaanstreek-Waterland (hierna: de korpsbeheerder) het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard met betrekking tot het niet tijdig beslissen op het verzoek en voor het overige ongegrond.
Bij uitspraak van 5 januari 2009, verzonden op 7 januari 2009, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 19 februari 2008 vernietigd en bepaald dat de korpsbeheerder een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de korpsbeheerder bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 februari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 6 maart 2009.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 2 juni 2009 heeft [wederpartij] toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Bij besluit van 27 augustus 2009 heeft de korpsbeheerder, opnieuw op het bezwaar beslissend, nadere gegevens met betrekking tot de verzochte documenten openbaar gemaakt.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 september 2009, waar de korpsbeheerder, vertegenwoordigd door mr. A.M. Vinjé en W. Peper, beiden werkzaam bij de politieregio Zaanstreek-Waterland, en [wederpartij], bijgestaan door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 3, vijfde lid, van de Wet openbaarheid van bestuur wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, verstrekt het bestuursorgaan de informatie met betrekking tot de documenten die de verlangde informatie bevatten door:
a. kopie ervan te geven of de letterlijke inhoud ervan in andere vorm te verstrekken,
b. kennisneming van de inhoud toe te staan,
c. een uittreksel of een samenvatting van de inhoud te geven, of
d. inlichtingen daaruit te verschaffen.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, verstrekt het bestuursorgaan de informatie in de door de verzoeker verzochte vorm, tenzij het verstrekken van de informatie in die vorm redelijkerwijs niet gevergd kan worden.
Ingevolge artikel 10, tweede lid, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
2.2. Bij zijn besluit van 25 juni 2007 heeft de korpschef een overzicht verstrekt van het in het jaar 2006 afgegeven aantal verloven, inclusief de vergunningnummers, de woonplaats van de verlofhouders, het aantal wapens, de wapensoorten en de wapentypes.
2.3. De korpsbeheerder komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat openbaarmaking van bepaalde door [wederpartij] gevraagde gegevens op zichzelf of in combinatie met andere gegevens kan leiden tot identificatie van individuele verlofhouders. Volgens hem kan het verstrekken van deze gegevens mogelijk leiden tot identificatie van individuele verlofhouders en de wapens waar zij over beschikken, nu deze gegevens kunnen worden gecombineerd met gegevens uit andere openbare bronnen en databestanden. Dit brengt een reëel veiligheidsrisico mee voor de verlofhouder, en raakt direct zijn persoonlijke levenssfeer, aldus de korpsbeheerder. Bovendien heeft hij vanuit zijn bijzondere toezichthoudende taak op het gebied van de wapenwetgeving een verantwoordelijkheid om te waken over de privacy en veiligheid van de geregistreerde personen in de onder hem vallende registers. Hij betoogt voorts dat het belang van het verstrekken van de gegevens niet opweegt tegen het belang van inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen.
2.3.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de korpsbeheerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem niet openbaar gemaakte gegevens op zichzelf of in combinatie met andere gegevens kunnen leiden tot identificatie van individuele personen. De korpsbeheerder heeft onvoldoende gemotiveerd op welke manier verlofhouders door openbaarmaking van deze gegevens zouden kunnen worden geïdentificeerd. Omdat aldus niet aannemelijk is gemaakt dat met openbaarmaking van de gegevens inbreuk gemaakt zal worden op de persoonlijke levenssfeer van verlofhouders, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het mogelijke belang dat is gemoeid met eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet kan worden afgewogen tegen het belang van openbaarmaking van die gegevens.
Het betoog van de korpsbeheerder dat hij vanuit zijn bijzondere toezichthoudende taak op het gebied van de wapenwetgeving een verantwoordelijkheid heeft om te waken over de privacy en veiligheid van de geregistreerde personen in de onder hem vallende registers biedt evenmin voldoende grond voor zijn weigering gegevens openbaar te maken, nu de relatieve weigeringsgrond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, slechts ziet op de vraag of door openbaarmaking van bepaalde gegevens het bestuursorgaan zijn toezichthoudende taak niet meer naar behoren zal kunnen uitoefenen. De korpsbeheerder heeft niet gemotiveerd op welke wijze openbaarmaking van de door [wederpartij] gevraagde gegevens inspectie, controle en toezicht zou kunnen belemmeren.
2.4. De korpsbeheerder komt verder op tegen het oordeel van de rechtbank dat zich tussen de informatie in het verstrekte overzicht en de informatie in de verloven mogelijk discrepanties bevinden en dat [wederpartij] daarom 25 afschriften van verloven dienen te worden verstrekt teneinde hem door middel van een steekproef de mogelijkheid te geven de juistheid van het verstrekte overzicht te controleren. Volgens de korpsbeheerder was het verstrekte overzicht correct op het moment van verstrekken, maar veranderen gegevens op de bijlage bij de verloven constant, omdat in de loop van de tijd veel mutaties plaatsvinden. Ter zitting bij de Afdeling heeft de korpsbeheerder hieraan toegevoegd dat in het systeem waarin de afgifte en verlenging van de geldigheid van wapenverloven wordt bijgehouden, slechts wordt geregistreerd welke wapens op de bijlage bij het wapenverlof staan vermeld op het moment dat een verlof wordt afgegeven of de geldigheid ervan verlengd. Mutaties op die bijlage die buiten die momenten vallen, worden niet in het systeem verwerkt omdat een mutatie niet ziet op de afgifte of verlenging van de geldigheid van een wapenverlof, aldus de korpsbeheerder. Volgens hem heeft [wederpartij] bovendien slechts verzocht om verloven die in 2006 zijn afgegeven of ingetrokken, en verloven waarvan de geldigheidsduur in 2006 is verlengd. De rechtbank heeft volgens hem ook ten onrechte overwogen dat tussen het aan [wederpartij] verstrekte overzicht en het aan hem verstrekte voorbeeldverlof een discrepantie bestaat en het overzicht daarom mogelijk onjuist is, omdat [wederpartij] een uittreksel van een verlof uit het registratiesysteem van na 2006 heeft vergeleken met het aan hem verstrekte overzicht.
2.4.1. De korpsbeheerder bestrijdt met succes het oordeel van de rechtbank dat de bij [wederpartij] gerezen twijfel over de juistheid van het aan hem verstrekte overzicht niet zonder grondslag is. In beginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van het aan [wederpartij] verstrekte overzicht wanneer de mededeling van de korpsbeheerder hieromtrent niet ongeloofwaardig voorkomt. Het ligt op de weg van [wederpartij] om aannemelijk te maken dat het verstrekte overzicht geen juiste weergave is van de door hem verzochte documenten. Het ter zitting gehouden betoog van de korpsbeheerder dat slechts wordt geregistreerd welke verloven worden afgegeven, ingetrokken, of in geldigheidsduur worden verlengd, en alleen op het moment van registratie daarvan wordt geregistreerd welke wapens op de bijlage staan vermeld, en dat daarom bij de vergelijking van het verstrekte voorbeeldverlof met het verstrekte overzicht de schijn kan ontstaan dat het overzicht niet overeenkomt met de in het jaar 2006 afgegeven, ingetrokken, of in geldigheidsduur verlengde verloven, omdat op de bijlage bij dat voorbeeldverlof wel mutaties zijn aangebracht, is niet ongeloofwaardig. Voorts zag het verzoek van [wederpartij] slechts op de in het jaar 2006 afgegeven en ingetrokken verloven, en verloven waarvan de geldigheidsduur in dat jaar is verlengd, en niet op mutaties op de bijlage bij die verloven. [wederpartij] heeft, met zijn vergelijking van het voorbeeldverlof met het aan hem verstrekte overzicht, niet aannemelijk gemaakt dat het overzicht geen juiste weergave is van de door hem verzochte documenten.
De aangevallen uitspraak komt op dit punt niet voor vernietiging maar voor verbetering in aanmerking omdat, gelet op hetgeen onder 2.3.1. is overwogen, de rechtbank terecht heeft beslist dat het besluit van 19 februari 2008 wegens strijd met artikel 7:12 van de Awb moet worden vernietigd.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak wordt, met verbetering van de gronden waarop deze rust, bevestigd.
2.6. Bij besluit van 27 augustus 2009 heeft de korpsbeheerder, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar. Met dat besluit is hij niet geheel tegemoet gekomen aan de bezwaren van [wederpartij]. Gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, is er van rechtswege een beroep ontstaan van de zijde van [wederpartij] tegen dit besluit, dat eveneens onderwerp van dit geding uitmaakt.
2.7. [wederpartij] betoogt dat zijn verzoek niet alleen zag op de in 2006 afgegeven en ingetrokken verloven en verloven waarvan de geldigheidsduur in 2006 is verlengd, maar ook op de bijlage bij de verloven waarop de wapens staan vermeld. De korpsbeheerder had volgens hem daarom niet mogen volstaan met verstrekking van het overzicht zoals hij heeft gedaan, maar tevens een overzicht moeten verstrekken van alle mutaties die in het jaar 2006 op de bijlage bij de verloven zijn vermeld. Volgens [wederpartij] heeft de korpsbeheerder, door het overzicht in papieren vorm te verstrekken, het overzicht niet op de door hem gewenste wijze verstrekt, omdat hij de voorkeur gaf aan verstrekking in digitale, bewerkbare vorm. Daarnaast heeft de korpsbeheerder volgens hem ten onrechte fictieve verlofnummers verstrekt, die bovendien eigenlijk fictieve wapennummers zijn, omdat deze eerder al echte verlofnummers openbaar had gemaakt en nu niet meer is te bepalen hoeveel wapens op een verlof staan geregistreerd.
2.7.1. Hiervoor onder 2.4.1. heeft de Afdeling al vastgesteld dat het verzoek van [wederpartij] slechts zag op de in het jaar 2006 afgegeven en ingetrokken verloven, en verloven waarvan de geldigheidsduur in dat jaar is verlengd, en niet op mutaties op de bijlage bij die verloven. Op dit punt faalt dus het betoog. Het betoog dat [wederpartij] de voorkeur gaf aan een andere wijze van verstrekking faalt evenzeer, nu niet valt in te zien dat hij dat niet eerder in de procedure had kunnen aanvoeren. Het betoog van [wederpartij] dat de korpsbeheerder bij openbaarmaking geen fictieve wapennummers had mogen gebruiken faalt, omdat de korpsbeheerder de verlofnummers reeds openbaar heeft gemaakt bij zijn besluit van 25 juni 2007. Zijn stelling dat nu niet meer is te bepalen hoeveel wapens op een verlof staan, mist in dit geval dus feitelijke grondslag.
2.8. [wederpartij] betoogt dat de korpsbeheerder ten onrechte heeft geweigerd de geboortegemeente en geboortenationaliteit van verlofhouders openbaar te maken. Volgens hem weegt het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet op tegen het belang van openbaarmaking van de geboortegemeente. Voorts heeft de korpsbeheerder volgens hem de geboortenationaliteit ten onrechte als een bijzonder persoonsgegeven als bedoeld in de Wet bescherming persoonsgegevens aangemerkt, en mocht deze daarom niet weigeren die openbaar te maken.
2.8.1. Dit betoog faalt. De korpsbeheerder heeft voldoende gemotiveerd dat openbaarmaking van de geboortegemeente en geboortenationaliteit van verlofhouders, in combinatie met het geboortejaar en de woonplaats, welke beide openbaar zijn gemaakt, kan leiden tot identificatie van verlofhouders, en daarom een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is. Gelet op het veiligheidsrisico dat verbonden is aan openbaarmaking van gegevens aan de hand waarvan identificatie van verlofhouders mogelijk is, heeft de korpsbeheerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ten aanzien van de hier aan de orde zijnde gegevens het belang van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid.
2.9. [wederpartij] betoogt verder dat de korpsbeheerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze heeft geweigerd naam, adres en vestigingsplaats van verenigingen en musea die over een wapenverlof beschikken, openbaar te maken.
2.9.1. Het betoog van [wederpartij] dat voor musea die over een verlof beschikken niet voldoende is gemotiveerd waarom wordt geweigerd daarvan naam, adres en vestigingsplaats openbaar te maken, slaagt. De korpsbeheerder heeft onvoldoende gemotiveerd hoe openbaarmaking van de gevraagde gegevens kan leiden tot een onevenredige benadeling van die musea, nu de collecties van musea in beginsel openbaar zijn. Omdat dit niet geldt voor verenigingen, heeft de korpsbeheerder op goede gronden mogen weigeren naam, adres en vestigingsplaats ten aanzien van die categorie verlofhouders openbaar te maken, en faalt het betoog van [wederpartij] voor zover het betreft de gegevens van verenigingen die over een verlof beschikken.
2.10. [wederpartij] betoogt voorts dat de korpsbeheerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van openbaarmaking van de woonplaats van wapenverzamelaars die beschikken over een verlof niet opweegt tegen het belang van eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer of het voorkomen van onevenredige benadeling van hen. Volgens [wederpartij] geldt dit evenzeer voor de weigering het wapenmerk, wapentype, kaliber, en het aantal wapens dat op de bijlage bij een verlof staat vermeld, openbaar te maken.
2.10.1. Dit betoog slaagt. De korpsbeheerder heeft onvoldoende gemotiveerd op welke wijze wapenverzamelaars die beschikken over een verlof verschillen van andere verlofhouders, en waarom openbaarmaking van gegevens, die in het geval van andere verlofhouders openbaar worden gemaakt, in het geval van wapenverzamelaars zou leiden tot identificatie van individuele wapenverzamelaars en daarmee tot een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
2.11. [wederpartij] betoogt verder dat de korpsbeheerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze geweigerd heeft de in de weigering tot afgifte van een verlof vermelde datum van de veroordeling en de naam en het parketnummer van de rechtbank openbaar te maken.
2.11.1. Dit betoog faalt. De korpsbeheerder heeft op goede gronden openbaarmaking van die gegevens geweigerd, nu met openbaarmaking ervan identificatie van de persoon aan wie geweigerd is een verlof af te geven, mogelijk is. De korpsbeheerder heeft aldus voldoende gemotiveerd waarom openbaarmaking van die gegevens niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
2.12. Gelet op hetgeen onder 2.9.1. en 2.10.1. is overwogen, is het beroep gegrond. Het besluit van de korpsbeheerder van 27 augustus 2009 wordt vernietigd, voor zover deze heeft geweigerd van musea die beschikken over een verlof de naam, het adres en de vestigingsplaats openbaar te maken, en van wapenverzamelaars die beschikken over een verlof de woonplaats, het op de bijlage bij het verlof vermelde wapenmerk, wapentype, kaliber en het aantal op de bijlage vermelde wapens openbaar te maken.
2.13. De korpsbeheerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Aangezien de Afdeling deze zaak gelijktijdig heeft behandeld met het hoger beroep van de korpsbeheerder van de politieregio Kennemerland in zaak nr.
200901282/1/H3en de gemachtigde van [wederpartij] in die zaak een gelijkluidend verweerschrift heeft ingediend, is wat betreft de kosten voor het indienen van een verweerschrift en het verschijnen ter zitting van de gemachtigde van [wederpartij] in beide zaken een half punt toegekend.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de korpsbeheerder van de politieregio Zaanstreek-Waterland van 27 augustus 2009, voor zover deze heeft geweigerd van musea die beschikken over een verlof de naam, het adres en de vestigingsplaats openbaar te maken, en van wapenverzamelaars die beschikken over een verlof de woonplaats, het op de bijlage bij het verlof vermelde wapenmerk, wapentype, kaliber en het aantal op die bijlage vermelde wapens openbaar te maken;
V. veroordeelt de korpsbeheerder van de politieregio Zaanstreek-Waterland tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. veroordeelt de korpsbeheerder van de politieregio Zaanstreek-Waterland tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2009.