ECLI:NL:RVS:2009:BK1382

Raad van State

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901779/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking van parkeerterrein aan openbaar verkeer door gemeenteraad Lelystad

In deze zaak gaat het om de onttrekking van het parkeerterrein Zilverpark Oost in Lelystad aan het openbaar verkeer, zoals besloten door de gemeenteraad op 28 augustus 2008. De besloten vennootschap Supravast II B.V., eigenaresse van een nabijgelegen pand, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld nadat de rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 januari 2009 het beroep ongegrond verklaarde. Supravast stelt dat de onttrekking leidt tot een verlies van 96 parkeerplaatsen voor langparkeren, terwijl er slechts 52 parkeerplaatsen voor kortparkeren terugkomen, wat resulteert in een netto verlies van 44 parkeerplaatsen. De gemeenteraad heeft de onttrekking gerechtvaardigd door te verwijzen naar het Masterplan Stadshart Lelystad, dat beoogt het stadscentrum te ontwikkelen tot een aantrekkelijk woon- en winkelgebied. De raad meent dat de Neringgarage, gelegen nabij de supermarkt, voldoende capaciteit heeft om het verlies aan parkeerplaatsen te compenseren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 september 2009 behandeld. Supravast betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Neringgarage voldoende parkeerplaatsen biedt. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de raad voldoende informatie heeft gepresenteerd over de bezetting van de Neringgarage, die gemiddeld 57,5% bedraagt, en dat er op piekmomenten voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor klanten van de supermarkt. De Afdeling oordeelt dat de belangenafweging door de raad niet onredelijk is geweest en dat de onttrekking van het parkeerterrein aan het openbaar verkeer rechtmatig is. Het hoger beroep van Supravast wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

200901779/1/H3.
Datum uitspraak: 28 oktober 2009.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Supravast II B.V., gevestigd te Heerhugowaard,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 januari 2009 in zaak nr. 08/1795 in het geding tussen:
appellante
en
de raad van de gemeente Lelystad.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2008 heeft de raad van de gemeente Lelystad (hierna: de raad) besloten het parkeerterrein Zilverpark Oost (hoek Neringweg-Ziekenhuisweg; hierna: het parkeerterrein) te onttrekken aan het openbaar verkeer.
Bij uitspraak van 30 januari 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door appellante (hierna: Supravast) daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Supravast bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 10 april 2009.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 september 2009, waar Supravast, vertegenwoordigd door M. Goenee, bijgestaan door mr. A.M. Nijboer, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. F.W.J. van der Steen, advocaat te Hilversum, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet kan een weg, welke door de gemeente wordt onderhouden, aan het openbaar verkeer worden onttrokken bij een besluit van de raad der gemeente, waarin de weg is gelegen.
2.2. Supravast is eigenaresse van het pand aan de Neringkade 391 te Lelystad dat tegenover het parkeerterrein is gelegen. Zij verhuurt dit pand aan een exploitant van een supermarkt. De bezoekers van de supermarkt maken gebruik van het parkeerterrein. Als gevolg van de onttrekking van het parkeerterrein aan het openbaar verkeer verdwijnen 96 parkeerplaatsen voor langparkeren. Ter plaatse zullen 52 parkeerplaatsen voor kortparkeren terugkomen, zodat aldus het aantal beschikbare parkeerplaatsen afneemt met 44. Supravast wenst compensatie voor dit verlies.
2.3. De raad heeft zich in het besluit van 28 augustus 2008 op het standpunt gesteld dat de onttrekking van het parkeerterrein aan het openbaar verkeer verband houdt met het Masterplan Stadshart Lelystad.
Dit project beoogt het stadscentrum van Lelystad om te bouwen tot een aantrekkelijk woon-, leef- en winkelgebied. De raad heeft overwogen dat de wegonttrekking nodig is om de bouw van een appartementencomplex, dat deel uitmaakt van de plannen, mogelijk te maken. Compensatie voor het verdwijnen van parkeerplaatsen kan worden gevonden in de naast de supermarkt gelegen parkeergarage (hierna: de Neringgarage). De raad heeft erop gewezen dat er in deze parkeergarage een overcapaciteit aan parkeerruimte is en dat de aanleg van 52 parkeerplaatsen voor kortparkeren op het parkeerterrein is overeengekomen met de vorige exploitant van de supermarkt. Voorts heeft de raad erop gewezen dat op ongeveer honderd meter afstand een groot parkeerterrein beschikbaar is bij het aldaar aan de Ziekenhuisweg gelegen ziekenhuis.
2.4. De rechtbank heeft overwogen dat uit onderzoek naar voren is gekomen dat in de Neringgarage voldoende capaciteit over is om het verlies aan parkeerplaatsen op het parkeerterrein te compenseren. Supravast heeft niet aannemelijk gemaakt, noch is gebleken, dat, gelet op de zeer ruime beleidsvrijheid van de raad, de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is, dat de onttrekking in redelijkheid geen stand kan houden, aldus de rechtbank. Tot slot concludeert de rechtbank dat de raad het belang van een goede stadsontwikkeling zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van Supravast bij het behoud van parkeerplaatsen op de betrokken locatie.
2.5. Supravast betoogt dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat het aantal parkeerplaatsen dat verloren gaat door de wegonttrekking in voldoende mate wordt gecompenseerd en zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft miskend dat het onderzoek naar de capaciteit van de Neringgarage niet representatief is. Slechts een periode van vier maanden is bekeken, waar een periode van een jaar aangewezen lijkt. Bovendien zijn de resultaten van het onderzoek weergegeven in grafieken die niet controleerbaar zijn en geen inzicht geven in de vraag of voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn in verband met het verschil in openingstijden van de Neringgarage en de supermarkt. Het lijkt ook te gaan om gemiddelde resultaten over een maand, hetgeen eveneens een vertekend beeld kan geven. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte niet onderkend dat eerst duidelijk moet zijn hoeveel parkeerplaatsen na de wegonttrekking en na de realisatie van het appartementencomplex en units voor dienstverlening en detailhandel nodig zijn, alvorens conclusies kunnen worden getrokken over het al dan niet in voldoende mate aanwezig zijn van parkeergelegenheid. Hiernaar is geen onderzoek gedaan. Bovendien had specifiek onderzoek moeten worden gedaan naar de capaciteit op de begane grond van de Neringgarage, nu alleen dit deel kan worden gebruikt door de bezoekers van de supermarkt. De nadelige consequenties van het besluit zijn derhalve onvoldoende in kaart gebracht en onvoldoende afgewogen voorafgaand aan het nemen van het besluit tot wegonttrekking.
De rechtbank heeft ten onrechte niet onderkend dat de belangen niet op toereikende wijze zijn afgewogen.
2.6. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 23 juli 2008 in zaak nr.
200708822/1), is de in artikel 9, eerste lid, van de Wegenwet neergelegde bevoegdheid discretionair van aard. Het bevoegd gezag komt bij de uitoefening ervan een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De rechter dient de aanwending daarvan te beoordelen aan de hand van de maatstaf of er strijd is geweest met wettelijke voorschriften dan wel of de betrokken belangen op zodanig onevenwichtige wijze zijn afgewogen, dat niet in redelijkheid tot onttrekking kon worden overgegaan.
Voor het oordeel dat het besluit tot onttrekking van het parkeerterrein aan het openbaar verkeer in strijd is met wettelijke voorschriften bestaat geen grond. In geschil is of de rechtbank bij haar beoordeling van de door de raad gemaakte belangenafweging, er op juiste gronden van is uitgegaan dat het verlies aan parkeerplaatsen voor de supermarkt in voldoende mate wordt gecompenseerd.
2.7. De onttrekking van het parkeerterrein aan het openbaar verkeer en de komst van het appartementencomplex en de daarin aanwezige units voor dienstverlening en detailhandel leiden tot een verlies van 44 parkeerplaatsen alsmede tot een extra parkeerbehoefte ter plaatse. De parkeerbehoefte van de 71 nieuw te realiseren appartementen bedraagt 71 x (de toegepaste parkeernorm van) 1,3 = 92 parkeerplaatsen en de parkeerbehoefte van 165m² aan nieuw te vestigen units voor dienstverlening en detailhandel bedraagt 5 parkeerplaatsen, gelet op de parkeernorm van 3 parkeerplaatsen per 100m². In de parkeergarage van het nieuw op te richten appartementencomplex worden 71 parkeerplaatsen gerealiseerd, zodat ten gevolge van de nieuw te realiseren bebouwing een extra parkeerbehoefte van 26 parkeerplaatsen zal ontstaan. Deze extra parkeerbehoefte en het verdwijnen van parkeerplaatsen zal elders moeten worden opgevangen.
De raad stelt zich op het standpunt dat de Neringgarage daartoe voldoende ruimte biedt.
De Afdeling stelt ten aanzien van het genoemde parkeerterrein bij het nabijgelegen ziekenhuis vast dat de aldaar beschikbare capaciteit bij de belangenafweging in deze geen rol van betekenis heeft gespeeld. Volgens de door de raad overgelegde stukken uit het volautomatische managementinformatiesysteem van de Neringgarage bedraagt de gemiddelde bezetting op de piektijd 57,5%, gemeten over een periode van zeventien maanden, hetgeen niet afwijkt van het eerder gemeten resultaat over een periode van vier maanden. De raad heeft er terecht op gewezen dat dit inhoudt dat op de piektijd, die globaal genomen dagelijks tussen 14.00 en 15.00 uur ligt, gemiddeld 106 van de in totaal 250 parkeerplaatsen leeg zijn en aldus beschikbaar voor klanten van de supermarkt in verband met de 44 te compenseren plekken. De raad heeft ervan mogen uitgaan dat hiermee tevens kan worden voorzien in de extra parkeerbehoefte van 26 parkeerplaatsen die ter plaatse ontstaat. De raad heeft door middel van informatie weergegeven in grafieken, en tevens uitgesplitst in cijfers, afkomstig uit het het managementinformatiesysteem van de Neringgarage, een constant beeld geschetst van de bezetting in de Neringgarage, waardoor met de rechtbank wordt geoordeeld dat geen aanleiding bestaat om te twijfelen aan de juistheid van deze informatie. In de stelling van Supravast dat het bovendek van de Neringgarage voor klanten van de supermarkt lastiger te bereiken is, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het verlies aan parkeerplaatsen voor de supermarkt niet kan worden gevonden in de Neringgarage als geheel. Gelet op het aldaar gemiddeld aantal leegstaande parkeerplaatsen, kan niet worden geoordeeld dat de rechtbank niet heeft mogen uitgaan van de juistheid van het standpunt van de raad dat het verlies aan parkeerplaatsen voor de supermarkt in voldoende mate wordt gecompenseerd. Dat uit de stukken blijkt dat de Neringgarage op een aantal piekdagen gedurende de piektijd onvoldoende ruimte biedt voor klanten van de supermarkt, maakt dat niet anders, nu de parkeercapaciteit niet behoeft te worden afgestemd op deze uitzonderlijke situaties. Dergelijke piekbelastingen komen bovendien, zoals de raad ter zitting onweersproken heeft gesteld, in de huidige situatie ook voor. De raad mocht uitgaan van de gemiddelde bezettingsgraad van 57,5%.
De rechtbank heeft terecht in het in beroep aangevoerde geen grond gezien voor het oordeel dat de raad bij de afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het besluit tot onttrekking van het parkeerterrein aan het openbaar verkeer heeft kunnen komen. Het betoog faalt.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. C.W. Mouton, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2009.
97-597.