200900712/1/H1.
Datum uitspraak: 28 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Apeldoorn,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 18 december 2008 in zaak nr. 08/23 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
Bij besluit van 17 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) aan Dutch Tower B.V. (hierna: Dutch Tower) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het vervangen van twee antennemasten door één antennemast op het perceel kadastraal bekend gemeente Hoog Soeren, sectie T, nummer 497, plaatselijk bekend Pomphulweg te Hoog Soeren (hierna: het perceel).
Bij besluit van 28 november 2007 heeft het college het door [appellanten] (hierna in enkelvoud: [appellant]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 23 februari 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 september 2009, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.A. Robbers, advocaat te Apeldoorn en
ing. M. van Empel, en het college, vertegenwoordigd door J. Groeneveld, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het - reeds gerealiseerde - bouwplan voorziet in het oprichten van een 36 meter hoge antennemast op het perceel. De mast is op een afstand van ongeveer tien meter van de weggrens met de Pomphulweg ten zuiden van het aanwezige brandweergebouw geplaatst. De mast bevindt zich schuin achter het perceel van [appellant] op een afstand van ongeveer vier meter en vervangt twee voorheen ter plaatse aanwezige antennemasten.
2.2. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Hoog Soeren" (hierna: het bestemmingsplan), op grond waarvan op het perceel de bestemming "Natuurgebied" en de bestemming "Houtopstanden met landschaps- en/of natuurwaarden" rust. Om realisering van het bouwplan mogelijk te maken heeft het college met toepassing van artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend.
2.3. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat de bouwvergunning bij besluit van 17 juli 2007 is verleend zonder de daarvoor vereiste bouwtekeningen en berekeningen en daarom het besluit op bezwaar van 28 november 2007 dient te worden vernietigd, slaagt niet. Weliswaar heeft het college zonder te toetsen aan het Bouwbesluit 2003 en derhalve in strijd hiermee de bouwvergunning verleend, doch voor het nemen van het besluit van 28 november 2007 waren de vereiste tekeningen en berekeningen door Dutch Tower aan het college overgelegd en bij het besluit betrokken.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet voldoet aan de constructieve eisen uit paragraaf 2.1.1 van het Bouwbesluit 2003. Hiertoe voert hij aan dat de kantelveiligheid van de antennemast niet gegarandeerd is. Voorts betoogt hij dat er geen wettelijk voorgeschreven bliksembeveiligingssysteem als bedoeld in NEN 1014/lp 3 is geïnstalleerd en het college ten onrechte geen grondboring heeft verricht om te bepalen of de grond in staat is om de antennemast gedurende een tiental jaren rechtop te houden. Volgens [appellant] had het college, gelet op het bepaalde in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet, de bouwvergunning dan ook moeten weigeren.
2.4.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan de voorschriften die zijn gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120. Het Bouwbesluit 2003 is een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet.
2.4.2. Op 3 oktober 2007, 8 oktober 2007 en 15 november 2007 zijn door Dutch Tower constructieberekeningen en -tekeningen overgelegd met betrekking tot de constructieve veiligheid van de mast. Op
16 november 2007 heeft door een constructeur van de gemeente Apeldoorn een toetsing van de constructieve veiligheid van de antennemast plaatsgevonden, waarbij de berekeningen en tekeningen behorende bij de aanvraag om bouwvergunning zijn nagelopen en beoordeeld. Gezien de opgegeven profilering van de dragende onderdelen, is door de constructeur geconcludeerd dat het aannemelijk is dat de aangevraagde antennemast aan de constructieve veiligheid voldoet. Naar aanleiding hiervan is het college tot het oordeel gekomen dat de aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens aannemelijk maken dat voldaan wordt aan het Bouwbesluit 2003. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het onderzoek van Bartels Ingenieursbureau B.V. (hierna: Bartels) van 21 juni 2007 aan het door het college ingenomen oordeel niet af doet, nu - naar niet is weersproken - dit onderzoek niet is gebaseerd op de juiste invoergegevens. Het in hoger beroep door [appellant] overgelegde onderzoek van Bartels van 25 augustus 2009 leidt evenmin tot een ander oordeel. In dit onderzoek is geconcludeerd dat de antennemast niet in het midden van de fundatieplaat is geplaatst, waardoor de kantelweerstand bij storm met 10 procent vermindert. Naar aanleiding van deze conclusie heeft het college zich ter zitting - onweersproken - op het standpunt gesteld dat de antennemast 2,55 keer voldoet aan de normen die gelden voor de kantelveiligheid, zodat ook in het geval de kantelweerstand met 10 procent vermindert aan de geldende normen wordt voldaan.
Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat er geen wettelijk voorgeschreven bliksembeveiligingssysteem als bedoeld in NEN 1014/lp 3 is geïnstalleerd, geldt dat deze NEN-norm niet is opgenomen in het Bouwbesluit 2003, zodat het ontbreken daarvan - los van de vraag of daarvan sprake is - niet kan gelden als weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet.
Wat betreft het door [appellant] ingenomen standpunt dat geen wettelijk voorgeschreven vooraf uit te voeren grondboring heeft plaatsgevonden, heeft het college gesteld dat de antennemast zich bevindt op een hoge zandrug van de Veluwse stuwwal op ruim 80 meter boven N.A.P. Jarenlange ervaring heeft volgens het college uitgewezen dat een voldoende draagkrachtige ondergrond op deze zandgronden is gewaarborgd, zodat het uitvoeren van een grondonderzoek achterwege kon blijven. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college zich op dit standpunt kunnen stellen, waarbij in aanmerking is genomen dat in de directe omgeving van de - reeds opgerichte - antennemast jarenlang zonder problemen twee andere antennemasten hebben gestaan.
Het bovenstaande in aanmerking genomen, heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat de aanvraag en de daarna overgelegde gegevens aannemelijk maken dat het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft voldoet aan het Bouwbesluit 2003, zodat het in het door [appellant] gestelde terecht geen aanleiding heeft gezien om de bouwvergunning om deze reden te weigeren. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen. Het betoog van [appellant] dat het college de reeds gerealiseerde antennemast had moeten toetsen aan het Bouwbesluit 2003 in plaats van de aanvraag om bouwvergunning leidt niet tot een ander oordeel, nu voor een verlening van bouwvergunning het college zich dient te baseren op de aanvraag om bouwvergunning en de daarbij behorende bouwtekeningen.
2.5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de noodzaak van plaatsing van de antennemast. Hij vreest dat de mast voor commerciële doeleinden, in het bijzonder mobiele telefonie, zal worden gebruikt. Daarnaast betoogt [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar alternatieve locaties. Volgens hem had het bestaan van alternatieven moeten leiden tot een weigering van de vrijstelling.
2.5.1. Dit betoog faalt eveneens. [appellant] kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat de antennemast voor commerciële doeleinden en in het bijzonder mobiele telefonie is opgericht. Uit het besluit van 28 november 2007 blijkt dat de antennemast bedoeld is voor de aansturing van het landelijk Waarschuwing Alarmering Systeem (hierna: W.A.S) en dient ter ondersteuning van het W.A.S. netwerk. De omstandigheid dat Vodafone in december 2006 een aantal grote Vodafone mobiele telefonie bakantennes op de mast heeft geplaatst leidt niet tot een ander oordeel. Vodafone had zich vergist in de locatie van de te plaatsen bakantennes en deze zijn inmiddels verwijderd. Voorts doet de omstandigheid dat de mast op zichzelf geschikt is voor UMTS-antennes en dat telecommunicatieaanbieders eventueel van die mogelijkheid gebruik zullen gaan maken, er niet aan af dat de eventuele plaatsing van UMTS-antennes buiten de reikwijdte van de verleende vergunning valt.
Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat de noodzaak van het oprichten van de antennemast niet is aangetoond, geldt dat het feit dat twee masten ten behoeve van het aansturen van het W.A.S. worden vervangen door één mast, met het oog op het bereiken van datzelfde doel, op zichzelf voldoende aantoont dat er een noodzaak is voor het oprichten van de antennemast. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat met de in Apeldoorn aanwezige antennemast aan de Amersfoortseweg hetzelfde kan worden bereikt als wat met de onderhavige antennemast is beoogd.
Voorts heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college dient te beslissen omtrent het bouwplan zoals dat is ingediend. Indien dit bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Weliswaar maakt het bestemmingsplan de oprichting van een antennemast op een andere locatie, op slechts enkele meters afstand van de huidige locatie, mogelijk, maar het college heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de oprichting van de antennemast op de huidige locatie minder nadelige gevolgen heeft. Hierbij is in aanmerking genomen dat de op de bestemmingsplankaart opgenomen locatie voor een antennemast dichter bij het perceel van [appellant] is gelegen en dat deze locatie een antennemast met een hoogte van 55 meter toelaat. Verder is de gekozen locatie zowel stedenbouwkundig als uit een oogpunt van landschapsbeheer bekeken. Geconcludeerd is dat de gekozen locatie de beste is omdat de mast voldoende afstand houdt tot de openbare weg en door een beplantingsstrook voor een groot deel aan het oog wordt onttrokken. Het plaatsen van een mast elders in het natuurgebied van Apeldoorn wordt door het college eveneens ongewenst geacht in verband met het landschapsschoon en natuurbehoud. De stelling van [appellant] dat er elders mogelijkheden zijn tot het plaatsen van masten dan wel het aanbrengen van antennes in bestaande masten leidt - wat daar ook van zij -niet tot een ander oordeel. Dutch Tower beschikt niet over enig (zakelijk) recht tot plaatsing van een antennemast elders.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2009