ECLI:NL:RVS:2009:BK1357

Raad van State

Datum uitspraak
22 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904502/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake goedkeuring bestemmingsplan 'Westerland' door college van gedeputeerde staten van Noord-Holland

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 oktober 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan 'Westerland', vastgesteld door de raad van de gemeente Wieringen. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland had op 19 mei 2009 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan, waartegen [verzoeker] op 10 augustus 2009 beroep had ingesteld. Tevens verzocht hij om een voorlopige voorziening, die op 9 oktober 2009 ter zitting werd behandeld.

Tijdens de zitting werd [verzoeker] bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.F.A. Dankbaar, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. L. van Nieuwenhuizen. Ook de raad van de gemeente Wieringen was aanwezig, vertegenwoordigd door ambtenaren E.H. Busser en drs. ing. G.J. van Deutekom - de Lepper. [Verzoeker] stelde dat het bestemmingsplan ten onrechte de illegaal gebouwde recreatiewoningen en een bedrijfswoning op het naast zijn perceel gelegen terrein als zodanig had bestemd, wat zijn woon- en leefklimaat aantastte door geluidoverlast en inbreuk op zijn privacy.

De voorzitter oordeelde dat het college onvoldoende had aangetoond dat de belangen van [verzoeker] waren meegewogen in de besluitvorming. De voorzitter schorste het besluit van het college voor zover het de goedkeuring van het plandeel met de bestemming 'Recreatieve doeleinden' betrof. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker] en het griffierecht. Deze uitspraak heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Uitspraak

200904502/2/R1.
Datum uitspraak: 22 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 mei 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Wieringen (hierna: de raad) bij besluit van 18 september 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Westerland".
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad en [belanghebbenden] (hierna tezamen in enkelvoud: [belanghebbende]) hebben een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 oktober 2009, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. M.F.A. Dankbaar, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. L. van Nieuwenhuizen, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting de raad, vertegenwoordigd door E.H. Busser en drs. ing. G.J. van Deutekom - de Lepper, ambtenaren in dienst van de gemeente, en [belanghebbende] als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] stelt dat in het bestemmingsplan ten onrechte op het naast zijn perceel gelegen perceel aan het Lage Pad zonder bouwvergunning gebouwde recreatiewoningen en een bedrijfswoning als zodanig zijn bestemd. In dit verband voert hij aan dat het gemeentebestuur zich in het verleden op verschillende manieren heeft verzet tegen deze bebouwing.
Van de oprichting en het gebruik van inmiddels vijf recreatiewoningen en een bedrijfswoning gaat een volledig andere planologische uitstraling en beleving uit dan van het voorheen agrarische gebruik met zogenoemde eendenboeten uitging, aldus [verzoeker]. Hierdoor wordt zijn woon- en leefklimaat aangetast en ondervindt hij in het bijzonder geluidoverlast en een inbreuk op zijn privacy.
2.3. Op het perceel aan het Lage Pad zijn vijf recreatiewoningen en één bedrijfswoning als zodanig bestemd.
Niet in geschil is dat deze bebouwing in strijd met de in het voorheen geldende bestemmingsplan aan het perceel gegeven agrarische bestemming is opgericht en in gebruik genomen. Uit de plantoelichting kan worden afgeleid dat de in het verleden illegaal opgerichte bebouwing in het plan als zodanig is bestemd, omdat het gemeentebestuur met de eigenaar van het perceel afspraken over legalisering heeft gemaakt. Ter zitting is namens de raad nader toegelicht dat het als zodanig bestemmen van de bebouwing is ingegeven door het feit dat het om reeds bestaande bebouwing gaat en het toestaan van kleinschalige recreatieterreinen past binnen het gemeentelijke beleid om de mogelijkheden voor verblijfsrecreatie te verruimen. Het economisch belang van recreatiemogelijkheden is daarbij van groot belang geacht. Uit het voorgaande volgt dat de raad er geen blijk van heeft gegeven dat de belangen van [verzoeker], in het bijzonder wat betreft de door hem gestelde geluidoverlast, zijn betrokken bij de vaststelling van het plan. Het college heeft ter zitting desgevraagd ten aanzien van de gemaakte belangenafweging in zoverre enkel gewezen op de beleidsvrijheid van de raad. Onder deze omstandigheden bestaat bij de voorzitter twijfel over de vraag of een deugdelijke belangenafweging ten aanzien van het bestreden plandeel heeft plaatsgevonden.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Het college dient ten aanzien van [verzoeker] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 19 mei 2009, kenmerk 2009-26945, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Recreatieve doeleinden" ter plaatse van het perceel aan het Lage Pad;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 675,69 (zegge: zeshonderdvijfenzeventig euro en negenenzestig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Jansen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2009
399-559.