ECLI:NL:RVS:2009:BK1350

Raad van State

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808977/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • W. van den Brink
  • A.B.M. Hent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling voor bouwproject in Zeevang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de rechtbank de bezwaren van appellanten tegen de vrijstelling voor een bouwproject in Zeevang ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Zeevang had op 18 november 2003 vrijstelling verleend aan KBK Vastgoed ontwikkeling B.V. voor het bouwen van een dubbel te bewonen stolpboerderij en een vrijstaande kaakbergwoning op het perceel Middelie 42. Appellanten, die bezwaar maakten tegen deze besluiten, voerden aan dat het bouwplan niet voldeed aan de eisen van een goede ruimtelijke onderbouwing en dat het in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 15 juli 2005 de bezwaren van appellanten al verworpen, en in deze procedure werd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de vrijstelling rechtmatig was verleend. De Afdeling oordeelde dat de eerdere uitspraak van de rechtbank bindend was voor de beoordeling van de nieuwe beroepsgronden, omdat appellanten geen hoger beroep hadden ingesteld tegen die eerdere uitspraak. De hoger beroepen werden ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200808977/1/H1.
Datum uitspraak: 28 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1] en anderen, wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 3 november 2008 in zaak nrs. 08-387 en 08-431 in het geding tussen:
[appellant sub 1] en anderen,
[appellant sub 2]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zeevang.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zeevang (hierna: het college) aan KBK Vastgoed ontwikkeling B.V. (hierna: KBK) vrijstelling verleend voor het bouwen van een dubbel te bewonen stolpboerderij alsmede een vrijstaande kaakbergwoning op het perceel Middelie 42 te Middelie (hierna: het perceel).
Bij besluit van 29 december 2003 heeft het college aan KBK bouwvergunning verleend voor het bouwen van een dubbel te bewonen stolpboerderij alsmede een vrijstaande kaakbergwoning op het perceel.
Bij besluit van 19 mei 2004 heeft het college de door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] tegen deze besluiten gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juli 2005 in zaak nrs. 04-1281 en 04-1282 heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, de door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard en het besluit van 19 mei 2004 vernietigd.
Bij besluit van 27 maart 2007 heeft het college aan KBK vrijstelling verleend voor het bouwen van een dubbel te bewonen stolpboerderij alsmede een vrijstaande kaakbergwoning op het perceel.
Bij besluit van 16 april 2007 heeft het college aan KBK bouwvergunning verleend voor het bouwen van een dubbel te bewonen stolpboerderij alsmede een vrijstaande kaakbergwoning op het perceel.
Bij besluit van 27 november 2007 heeft het college het door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] tegen de besluiten van 27 maart 2007 en 16 april 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 november 2008, verzonden op 4 november 2008, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 december 2008, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft KBK een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 september 2009, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.R. Nieman, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in de reconstructie van een stolpboerderij en een vrijstaande kaakbergwoning op het perceel. De vrijstaande kaakbergwoning is op een afstand van 2,5 m van de erfgrens van het perceel van [appellant sub 1] voorzien.
2.2. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Partiële herziening Middelie 2003". Het college heeft daarvan met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend.
2.3. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied. De gemeenteraad kan de in de eerste volzin bedoelde vrijstellingsbevoegdheid delegeren aan burgemeester en wethouders.
2.4. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Daartoe voeren [appellant sub 1] en anderen aan dat het bouwplan vlakbij de woning van [appellant sub 1] is voorzien. [appellant sub 2] voert daartoe aan dat het bouwplan niet in de schaal en het karakter van de omgeving past. Voorts wordt aangevoerd dat de noodzaak voor het oprichten van drie woningen op het perceel niet is gebleken.
2.4.1. Ter zitting is vast komen te staan dat bij besluit van 16 april 2007 hetzelfde bouwplan aan de orde was als bij besluit van 19 mei 2004. De rechtbank heeft het besluit van 16 april 2007 derhalve terecht als nieuw besluit op bezwaar aangemerkt.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat zij de onder 2.4. weergegeven beroepsgrond bij haar uitspraak van 15 juli 2005 in zaak nrs. 04-1281 en 04-1282 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen, hetgeen door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] niet is bestreden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 6 augustus 2003 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200206222/1&verdict_id=4452&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200206222/1&utm_term=200206222/1">200206222/1</a>), heeft het niet instellen van hoger beroep tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank tot gevolg dat, indien in beroep tegen het nieuwe besluit op bezwaar beroepsgronden worden aangevoerd die door de rechtbank in die eerdere uitspraak uitdrukkelijk en zonder voorbehoud zijn verworpen, de rechtbank van de juistheid van het eerder gegeven oordeel over die beroepsgronden heeft uit te gaan. De rechtbank is, nu tegen voormelde uitspraak van 15 juli 2005 geen hoger beroep is ingesteld, derhalve terecht van de juistheid van het in die uitspraak gegeven oordeel over deze beroepsgrond uitgegaan.
Het betoog faalt.
2.5. [appellant sub 2] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het bouwplan. Daartoe voert hij aan dat het bouwplan in strijd is met de door het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland vastgestelde notitie "Beleid vrijkomende agrarische bebouwing".
2.5.1. De rechtbank heeft ook deze beroepsgrond, die de door het college verrichte belangenafweging betreft, bij haar uitspraak van 15 juli 2005 in zaak nrs. 04-1281 en 04-1282 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen. Nu tegen deze uitspraak geen hoger beroep is ingesteld, dient van de juistheid van het in die uitspraak van 15 juli 2005 gegeven oordeel over deze beroepsgrond te worden uitgegaan.
Het betoog faalt eveneens.
2.6. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. A.B.M. Hent, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Sloots
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2009
499.