ECLI:NL:RVS:2009:BK0832

Raad van State

Datum uitspraak
21 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200809315/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor schietbunker en schietbioscoop in Nunspeet

In deze zaak gaat het om de bouwvergunning die op 26 oktober 2006 door het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet is verleend aan de vereniging "Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst" voor het oprichten van een schietbunker, een schietbioscoop en abri's op het perceel Stakenbergweg 60 te Elspeet. De stichting "Stichting Gelderse Milieufederatie" heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, wat heeft geleid tot een uitspraak van de rechtbank Zutphen op 6 november 2008, waarin het bezwaar gegrond werd verklaard en de vergunning werd vernietigd. Het college en de vereniging hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 31 augustus 2009 behandeld. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat het bestemmingsplan "Buitengebied Agrarische enclave" een regeling bevat met betrekking tot de achtergevelrooilijn, waardoor de bouwverordening niet aanvullend van toepassing is. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat het bouwplan in strijd was met de bouwverordening. De hoger beroepen zijn gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De Afdeling heeft het beroep van de stichting tegen het besluit van 14 november 2007 ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat de hoger beroepen gegrond zijn, de eerdere uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en het griffierecht dat door de vereniging is betaald, wordt terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2009.

Uitspraak

200809315/1/H1.
Datum uitspraak: 21 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet,
2. de vereniging "Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst", gevestigd te Elspeet, gemeente Nunspeet,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 6 november 2008 in zaak nr. 07/2292 in het geding tussen:
de stichting "Stichting Gelderse Milieufederatie"
en
het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet (hierna: het college) aan de vereniging "Vereniging Nationaal Jachtschietcentrum Berkenhorst" (hierna: de vereniging) bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een schietbunker, een schietbioscoop en abri's, alsmede het aanbrengen van geluidwerende maatregelen bij buitenschietplaatsen op het perceel Stakenbergweg 60 te Elspeet (hierna: het perceel).
Bij besluit van 14 november 2007 heeft het college het door de stichting "Stichting Gelderse Milieufederatie" (hierna: de stichting) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 november 2008, verzonden op 18 november 2008, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 november 2007 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op het door de stichting gemaakte bezwaar met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2008, en de vereniging bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 december 2008, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de stichting een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2009, waar het college, vertegenwoordigd door G. de Vries, ambtenaar in dienst van de gemeente en de vereniging, vertegenwoordigd door A. den Burger, bijgestaan door drs. H.E. Winkelman, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de stichting, vertegenwoordigd door B.H.J.D. Oosting, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied Agrarische enclave" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Recreatieve voorzieningen" met de aanduidingen "Rn 7: jachtschietvereniging" en "AW: archeologisch waardevol terrein".
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder a, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de als "jachtschietvereniging" aangewezen gronden bestemd voor een jachtschietvereniging en bijbehorende voorzieningen.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, aanhef en onder b, zijn de als "archeologisch waardevol terrein" aangewezen gronden bestemd voor instandhouding van ter plaatse voorkomende of vermoede archeologische waarden.
Ingevolge artikel 20, tweede lid, gelezen in samenhang met de in het eerste lid bedoelde tabel, voor zover thans van belang, mogen op de als "jachtschietvereniging" aangewezen gronden uitsluitend gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
Ingevolge artikel 20, derde lid, aanhef en onder a, voor zover thans van belang, mogen gebouwen, daar waar op de bestemmingenkaart binnen een bestemmingsvlak een bebouwingsvlak is aangegeven, uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden gebouwd.
2.2. Ingevolge artikel 2.5.12 van de bouwverordening van de gemeente Nunspeet (hierna: de bouwverordening) is het verboden te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn.
2.3. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Woningwet, blijven de voorschriften van de bouwverordening buiten toepassing, voor zover deze niet overeenstemmen met de voorschriften van het desbetreffende bestemmingsplan.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel blijven de voorschriften van de bouwverordening aanvullend van toepassing indien het desbetreffende bestemmingsplan geen voorschriften bevat, die hetzelfde onderwerp regelen, tenzij het desbetreffende bestemmingsplan anders bepaalt.
Ingevolge artikel 56a, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de Woningwet mag de bouwvergunning eerste fase slechts en moet deze worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met de bouwverordening, met dien verstande dat artikel 44, eerste lid, onderdeel b slechts van toepassing is voor zover de daar bedoelde voorschriften van stedenbouwkundige aard zijn.
2.4. Het college en de stichting betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met artikel 2.5.12 van de bouwverordening. Hiertoe voeren zij aan dat het bestemmingsplan een regeling bevat met betrekking tot de achtergevelrooilijn, zodat het voorschrift met betrekking tot de achtergevelrooilijn in de bouwverordening niet aanvullend van toepassing blijft.
2.4.1. Het betoog slaagt. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met artikel 2.5.12 van de bouwverordening. In artikel 20, derde lid, aanhef en onder a, voor zover thans van belang, van de planvoorschriften is bepaald dat slechts gebouwd mag worden binnen het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak. Het bebouwingsvlak is door middel van bebouwingsgrenzen op de kaart aangegeven. Het bestemmingsplan bevat derhalve een regeling met betrekking tot de bebouwingsgrenzen, waaronder de achtergevelrooilijn, zodat gelet op artikel 9, eerste en tweede lid, van de Woningwet het voorschrift met betrekking tot de achtergevelrooilijn in de bouwverordening niet aanvullend van toepassing blijft.
2.5. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Ten aanzien van het door de stichting ingestelde beroep tegen het besluit van 14 november 2007 overweegt de Afdeling dat voor zover met het vorenoverwogene niet op de bij de rechtbank voorgedragen beroepsgronden is beslist aan deze gronden niet wordt toegekomen. Over die gronden is door de rechtbank uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een oordeel gegeven, waartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Evenmin is sprake van een nauwe verwevenheid tussen het oordeel over die gronden, dan wel onderdelen van het bij de rechtbank bestreden besluit waarop ze betrekking hebben, en hetgeen in hoger beroep aan de orde is gesteld. Deze beroepsgronden vallen thans dientengevolge buiten het geschil.
2.6. Gegeven hetgeen in 2.4.1. is overwogen, zal de Afdeling het beroep van de stichting tegen het besluit van 14 november 2007 alsnog ongegrond verklaren.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.8. In deze situatie is er geen aanleiding om te bepalen dat het door de vereniging betaalde griffierecht door het college moet worden vergoed. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat, naar analogie van artikel 41, vijfde lid, van die wet, het griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan de vereniging wordt terugbetaald.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de hoger beroepen gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 6 november 2008 in zaak nr. 07/2292;
III. verklaart het door de stichting bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. bepaalt dat de secretaris van de Raad van State aan de vereniging het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieendertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009
357-593.