ECLI:NL:RVS:2009:BK0095

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904107/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan voor herontwikkeling binnenstedelijke locatie in Veghel

Op 7 oktober 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in een geschil tussen verzoekers en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Het college had op 20 april 2009 goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan 'Kom Erp, herziening Kerkstraat 28-34', dat de bouw van circa 38 appartementen, 10 grondgebonden woningen en 2.650 m² commerciële ruimte mogelijk maakt. Verzoekers, bewoners van de omgeving, stelden dat de goedkeuring onterecht was verleend, omdat het plan de bedrijfsvoering van een nabijgelegen tankstation en supermarkt zou belemmeren en een goed woon- en leefklimaat niet kon worden gegarandeerd.

Tijdens de zitting op 17 september 2009, waar verzoekers vertegenwoordigd waren door hun advocaat, werd het verzoek behandeld. De voorzitter oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de plandelen niet in strijd waren met een goede ruimtelijke ordening. De voorzitter merkte op dat de afstandsnormen uit de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' indicatief zijn en dat de raad beleidsvrijheid heeft om andere afstanden te hanteren. De voorzitter concludeerde dat het verzoek van verzoekers om een voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking kwam, en wees het verzoek af. Er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

De uitspraak benadrukt de afweging tussen ruimtelijke ordening en de belangen van omwonenden, en bevestigt de beleidsvrijheid van de gemeente in het vaststellen van bestemmingsplannen. De voorzitter stelde vast dat de afstand tussen de woningen en het tankstation aan de vereisten voldeed, en dat er geen reden was om te veronderstellen dat het plan niet in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening.

Uitspraak

200904107/2/R2.
Datum uitspraak: 7 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2009, kenmerk 1452359, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Veghel (hierna: de raad) bij besluit van 18 september 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Kom Erp, herziening Kerkstraat 28-34".
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juni 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juni 2009, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoekers] en [belanghebbende A] hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 september 2009, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Rosmalen, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. A. Pogosian, A. Munster en M. van de Graaf, ambtenaren in dienst van de gemeente, en [belanghebbende A] en [belanghebbenden B], vertegenwoordigd door mr. drs. A.A.P.M. Theunen, advocaat te Veghel.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van een binnenstedelijke locatie en maakt de bouw van circa 38 appartementen, 10 grondgebonden woningen en circa 2.650 m² aan commerciële ruimten mogelijk. Het plangebied ligt aan de rand van het centrumgebied van Erp tussen de Kerkstraat en de Steengraaf.
2.3. [verzoekers] betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemming "Wonen (W)" en de nadere aanduiding "2 of meer aaneengebouwde woningen (a)" en het plandeel met de bestemming "Detailhandel (DH)" gelegen aan de oostzijde van het plangebied en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van deze plandelen te voorkomen. Daartoe voeren zij aan dat de bedrijfsvoering van het naastgelegen tankstation en de bedrijfsvoering van de naastgelegen supermarkt door het plan ernstig worden beperkt en dat ter plaatse van de bedoelde plandelen geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Voorts is volgens hen met betrekking tot het tankstation ten onrechte uitgegaan van de feitelijke situatie in plaats van de planologische mogelijkheden op het perceel.
2.4. Het college stelt zich op het standpunt dat de plandelen de bedrijfsvoering van het tankstation niet belemmeren omdat de voorziene woningen niet in de in het plan vervatte milieucirkels van het tankstation komen te staan. Het college stelt voorts dat sprake is van een gemengd gebied, waarbinnen een supermarkt goed verenigbaar is met woonfuncties. Derhalve hoeft er volgens het college geen afstandsnorm te worden gehanteerd tussen de supermarkt en de voorziene woningen.
2.5. Voor zover [verzoekers] wijzen op de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten stelt de voorzitter voorop dat de in deze brochure aanbevolen afstanden indicatief zijn en dat de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening en de daarbij behorende beleidsvrijheid andere afstanden kan hanteren.
Het tankstation van [verzoekers] staat buiten het plangebied, ten oosten van de plandelen met de bestemming "Wonen (W)" en de nadere aanduiding "2 of meer aaneengebouwde woningen (a)". Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de raad in overleg met [verzoekers] en op basis van voormelde brochure uit 2007, uitgaande van een gemengd gebied, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, beoogd een afstand aan te houden van 20 meter van het tankstation tot de voorziene woningen, gemeten vanaf de kavelgrens van het tankstation. Aan deze afstand wordt voldaan, behoudens bij één plandeel met de bestemming "Wonen (W)" en de nadere aanduiding "2 of meer aaneengebouwde woningen (a)", waar de afstand van de kavelgrens van het tankstation tot de voorziene woningen ongeveer 17 meter bedraagt. De voorzitter ziet hierin evenwel geen aanleiding tot schorsing, aangezien dit niet reeds met zich brengt dat dit plandeel door het college in strijd met een goede ruimtelijke ordening had moeten worden geacht. Voor zover [verzoekers] betogen dat het tankstation en de daarbij behorende vulpunten op een kortere afstand van de voorziene woningen kunnen worden geplaatst, overweegt de voorzitter dat door uit te gaan van een afstand vanaf de kavelgrens een verplaatsing van de vulpunten, zo al mogelijk, in zoverre geen verandering met zich zou brengen.
2.6. De supermarkt staat ook buiten het plangebied, ten oosten van het plandeel met de bestemming "Detailhandel (DH)". Ingevolge artikel 5, eerste lid, onder b, van de planvoorschriften is op dit plandeel wonen op de verdieping in gestapelde woningen toegestaan. Het voormelde plandeel voorziet derhalve in de niet ongebruikelijke situatie dat woningen mogelijk worden gemaakt direct naast een supermarkt. In het onderhavige geval bestaat, gelet op de situering van de in- en uitgang van de supermarkt en de toegang voor de bevoorrading, geen grond voor het oordeel dat in de te bouwen geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De voorzitter ziet ook overigens in hetgeen [verzoekers] hebben aangevoerd geen aanknopingspunten voor de verwachting dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit plandeel in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De conclusie is dat het verzoek van [verzoekers] op dit punt evenmin voor inwilliging in aanmerking komt.
2.7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2009
459-599.