200809276/1/H2.
Datum uitspraak: 7 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 november 2008 in zaak nr. 07/3204 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.
Bij besluit van 17 april 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) de aan [appellant] verleende toevoeging ten behoeve van rechtsbijstand met terugwerkende kracht ingetrokken.
Bij besluit van 9 augustus 2007 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 6 november 2008, verzonden op 10 november 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 22 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 januari 2009.
De raad heeft een verweerschrift en een nadere reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 september 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Boot, advocaat te Steenbergen, en de raad, vertegenwoordigd door R.B. van Dijken, werkzaam bij de raad, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschiedt het maken van bezwaar door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, bevat het bezwaarschrift ten minste de gronden van het bezwaar.
Ingevolge artikel 6:6, voor zover hier van belang, kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.2. Bij brief van 29 mei 2007 heeft [appellant] op nader aan te voeren gronden bezwaar gemaakt tegen het besluit van 17 april 2007. De raad heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat bij brief van
30 mei 2007, verzonden op dezelfde dag, was verzocht de gronden van het bezwaar binnen twee weken na verzending van die brief toe te sturen en deze pas per fax zijn ontvangen op 14 juni 2007, waardoor aan het verzoek het verzuim te herstellen niet tijdig is voldaan.
2.3. [appellant] voert aan dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat de brief, waarin was aangegeven dat binnen twee weken opgave diende te worden gedaan van de bezwaargronden, is verzonden op 30 mei 2007. Die brief is volgens [appellant] gedateerd op 30 mei 2007, maar verzonden op 31 mei 2007. Uitgaande van deze laatste datum is [appellant] van mening dat de indiening van de bezwaargronden op 14 juni 2007 binnen de daarvoor gegeven termijn heeft plaatsgevonden, zodat het bezwaar ontvankelijk verklaard had moeten worden.
2.3.1. In het dossier bevinden zich twee versies van een brief waarbij door de secretaris van de Commissie voor bezwaar is verzocht om toezending van de gronden van het bezwaar. De brief die de raad heeft overgelegd, waarvan [appellant] stelt dat zij die niet heeft ontvangen, heeft als dagtekening 30 mei 2007 en is blijkens het daarop geplaatste stempel verzonden op dezelfde datum. Daarin wordt verzocht de gronden van het bezwaar binnen twee weken na verzending van deze brief toe te sturen. In de brief die door [appellant] in hoger beroep is overgelegd wordt verzocht de gronden binnen twee weken na dagtekening van die brief toe te sturen. De dagtekening van deze laatste brief is 30 mei 2007 en de verzenddatum is volgens [appellant] 31 mei 2007. Het verzendstempel is echter niet goed leesbaar en met de hand gewijzigd. De raad heeft desgevraagd gesteld deze laatste brief niet te kennen. Ter zitting is hierover verder geen duidelijkheid verkregen. Wat daarvan zij, uitgaande van de inhoud van beide brieven is in beide gevallen een termijn gegeven om de gronden van het bezwaar toe te sturen binnen twee weken na 30 mei 2007, zoals ter zitting door de gemachtigde van [appellant] ook is erkend. Ook indien moet worden uitgegaan van de door [appellant] overgelegde brief is de inhoud daarvan bepalend voor de duur van de termijn waarbinnen de bezwaargronden moesten worden toegestuurd. [appellant] had derhalve tot en met 13 juni 2007 de tijd om het verzuim te herstellen. De gronden per fax van 14 juni 2007 zijn te laat ingediend.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2009