ECLI:NL:RVS:2009:BJ9474

Raad van State

Datum uitspraak
1 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904136/3/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Gulpen-Wittem en de bestemming van het perceel aan de Bommerigerweg 23

Op 2 april 2009 heeft de raad van de gemeente Gulpen-Wittem het bestemmingsplan 'Buitengebied' vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten op 24 juni 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij de voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De behandeling vond plaats op 17 september 2009, waarbij appellanten vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde en mr. M. Dictus, terwijl de raad werd vertegenwoordigd door J.C.J.M. Jansen, ambtenaar van de gemeente.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn uitspraak op 1 oktober 2009 geoordeeld dat het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor het buitengebied van de gemeente. Het plandeel aan de Bommerigerweg 23 in Mechelen heeft de bestemming 'Wonen-Cultuur en ontspanning (W-CO)' gekregen, wat volgens de raad meer gebruiksmogelijkheden biedt dan de eerder voorgestelde bestemming 'Gemengd (GD)'. Appellanten stelden dat de raad ten onrechte de bestemming 'Wonen-Cultuur en ontspanning (W-CO)' heeft vastgesteld, omdat dit hen zou beperken in de exploitatie van hun pand.

De voorzitter oordeelde dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de bestemming 'Wonen-Cultuur en ontspanning (W-CO)' toe te kennen, gezien de landschappelijke kwetsbaarheid van het gebied en het feit dat appellanten geen concrete plannen voor hun pand hadden gepresenteerd. De voorzitter concludeerde dat de raad bij de afweging van de belangen een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de bestemming met beperkte gebruiksmogelijkheden dan aan de belangen van appellanten. Het beroep van appellanten werd ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200904136/3/R3
Datum uitspraak: 1 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Gulpen-Wittem,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 april 2009 heeft de raad van de gemeente Gulpen-Wittem (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 juni 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juni 2009, hebben [appellanten] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het beroep en het verzoek ter zitting behandeld op 17 september 2009, waar [appellanten], bij monde van [gemachtigde] en bijgestaan door mr. M. Dictus, en de raad, vertegenwoordigd door J.C.J.M. Jansen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Het bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor het buitengebied van de gemeente Gulpen-Wittem en voorziet, voor zover hier van belang, aan de Bommerigerweg 23 in Mechelen in een plandeel met de bestemming "Wonen-Cultuur en ontspanning (W-CO)" en de aanduiding "Monument Rijk".
2.3. [appellanten] stellen in beroep dat de raad ten onrechte voormeld plandeel heeft vastgesteld en zij voeren daartoe aan dat aan dit perceel te beperkte gebruiksmogelijkheden zijn toegekend, waardoor zij hun pand niet zinvol zouden kunnen exploiteren. Zij stellen dat de bestemming "Gemengd (GD)", die in het voorontwerp van het bestemmingsplan aan het pand was toegekend, geschikter is, omdat deze bestemming gebruik ten behoeve van onder meer dienstverlening, kantoren en verblijfsrecreatie mogelijk maakt.
2.4. De raad stelt zich op het standpunt dat de door [appellanten] gewenste bestemming "Gemengd (GD)" in dit kwetsbare gebied te ruime gebruiksmogelijkheden met zich zou brengen en dat de bestemming "Wonen-Cultuur en ontspanning (W-CO)" reeds meer gebruiksmogelijkheden aan het pand toekent dan in het voorheen geldende bestemmingsplan. Voorts stelt de raad dat ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan [appellanten] geen concrete plannen voor hun pand naar voren hebben gebracht, zodat de raad hiermee ook geen rekening kon houden.
2.5. Ingevolge artikel 25, eerste lid, aanhef en onder a, f, g en h, van de planregels, voor zover hier van belang, zijn de voor "Wonen-Cultuur en ontspanning (W-CO)" aangewezen gronden bestemd voor wonen, verblijfsrecreatieve doeleinden, met daaraan ondergeschikt wellness, culturele, educatieve en sociale doeleinden.
Ingevolge artikel 25.5.2, aanhef en onder h, van de planregels wordt onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 40.1 tenminste verstaan het gebruik van het pand Bommerigerweg 23 als woning en tegelijkertijd als vakantiewoning. Ter plaatse is of één woning of één vakantiewoning toegestaan.
2.6. De voorzitter stelt vast dat voormeld plandeel niet voorziet in de door [appellanten] gewenste gebruiksmogelijkheden ten behoeve van een kantoor en dat het gebruik ten behoeve van één woning of één vakantiewoning is toegestaan. Voor deze beperkte gebruiksmogelijkheden is door de raad gekozen omdat deze aansluiten bij de mogelijkheden van het voorheen geldende plan en vanwege de landschappelijke kwetsbaarheid van het gebied, die in de weg staat aan verkeersaantrekkende functies. De voorzitter acht dit niet onredelijk. Dat in het voorontwerp van het bestemmingsplan aanvankelijk de bestemming "Gemengd gebied (GD)" aan het perceel was toegekend, maakt dat niet anders, nu de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening een ruime beleidsvrijheid heeft bij het toekennen van bestemmingen en op basis van gewijzigde planologische inzichten ten opzichte van het voorontwerp van het bestemmingsplan wijzigingen mag aanbrengen in het bestemmingsplan.
Ten aanzien van de door [appellanten] gemaakte vergelijking met een aantal kastelen in de omgeving, dat wel de ruimere bestemming "Gemengd gebied (GD)" heeft gekregen, wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat deze kastelen in het voorheen geldende bestemmingsplan, anders dan het pand van [appellanten], de bestemming "Landgoed" hadden en de bestemming "Gemengd gebied (GD)" aansluit bij de bestaande gebruiksmogelijkheden van deze kastelen. In hetgeen is aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie.
Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de raad bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang bij een bestemming met betrekkelijk beperkte gebruiksmogelijkheden dan aan het belang van [appellanten] bij het toekennen van de bestemming "Gemengd gebied (GD)". Daarbij betrekt de voorzitter voorts dat ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan zij geen concrete plannen voor hun pand bij de raad kenbaar hadden gemaakt, zodat de raad hiermee in zoverre geen rekening kon houden.
2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Wonen-Cultuur en ontspanning (W-CO)" aan de Bommerigerweg 23 strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is mitsdien ongegrond. Gelet hierop ziet de voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2009
459.