ECLI:NL:RVS:2009:BJ9469

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805360/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor het veranderen en vergroten van horecaruimte in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de bezwaren van de Vereniging van Eigenaren De Bicker en een andere appellant tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum gegrond verklaarde. Het dagelijks bestuur had op 17 september 2003 vergunning verleend aan Hemavan B.V. voor het veranderen en vergroten van de horecaruimte op het perceel Grote Bickerstraat in Amsterdam, in afwijking van eerdere bouwvergunningen. De rechtbank oordeelde dat het dagelijks bestuur de bouwaanvraag ten onrechte had getoetst aan het oude bestemmingsplan, terwijl het nieuwe bestemmingsplan op dat moment van kracht was. De appellanten stelden dat het bouwplan in strijd was met het nieuwe bestemmingsplan en het Bouwbesluit 2003, en dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid vrijstelling had kunnen verlenen van de bouwhoogte.

Uitspraak

200805360/1/H1.
Datum uitspraak: 7 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. Vereniging van Eigenaren De Bicker, gevestigd te Amsterdam,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 mei 2008 in zaken nrs. 04/1527 en 07/258 in het geding tussen:
Vereniging van Eigenaren De Bicker,
[appellant sub 2]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2003 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum (hierna: het dagelijks bestuur) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hemavan B.V. (hierna: Hemavan) vergunning verleend voor het veranderen en vergroten van de horecaruimte, in afwijking van de bij besluit van besluit van 20 augustus 1999 verleende bouwvergunning voor het oprichten van 77 woningen, twee parkeergarages met in totaal 99 parkeerplaatsen en een nog nader in te richten horecaruimte op het perceel Grote Bickerstraat 48, 50, 70 en 72 en Grote Bickerstraat 44A/44B/44C/Touwslagerstraat 17 tot en met 53 te Amsterdam (hierna: het perceel) en van de bij besluit van 19 augustus 2002 verleende bouwvergunning voor het bouwen in afwijking van de bij besluit van 20 augustus 1999 verleende vergunning voor het veranderen van de inrichting van de horecaruimte en het vergroten van het terras met behoud van de bestemming daarvan tot horecaruimte.
Bij besluit van 11 juli 2006 heeft het dagelijks bestuur, voor zover thans van belang, het door de Vereniging van Eigenaren De Bicker (hierna: De Bicker) en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en dat besluit onder verlening van vrijstelling gehandhaafd.
Bij uitspraak van 30 mei 2008, verzonden op 3 juni 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, de door De Bicker en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 11 juli 2006 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben De Bicker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2008, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De Bicker heeft haar hoger beroep aangevuld bij brief van 19 augustus 2008. [appellant sub 2] heeft zijn hoger beroep eveneens aangevuld bij brief van 19 augustus 2008.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het dagelijks bestuur heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting, gevoegd met zaak nr. 200805355/1, behandeld op 24 augustus 2009, waar De Bicker, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en [appellant sub 2], in persoon, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. T. Ruhnke en G. Stark, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Hemavan en [belanghebbenden], beide vertegenwoordigd door mr. C.J. Koenen, advocaat te Amsterdam, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in het overkappen van een bestaand terras, waardoor de raampartijen en gevels van de bebouwing op het perceel wijzigen. Bij besluit van 11 juli 2006 heeft het dagelijks bestuur krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het bouwplan vrijstelling verleend van de in het bestemmingsplan bepaalde minimum bouwhoogte voor de eerste bouwlaag.
2.2. De Bicker en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het dagelijks bestuur de bouwaanvraag terecht aan het oude bestemmingsplan "Bickerseiland 1997" heeft getoetst. Volgens hen had aan het nieuwe bestemmingsplan "Westelijke Eilanden" moeten worden getoetst en is het bouwplan vanwege de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte daarmee in strijd.
2.2.1. Ten tijde van ontvangst van de bouwaanvraag door het dagelijks bestuur op 18 juli 2003 en het besluit van 17 september 2003 was het bestemmingsplan "Bickerseiland 1997" (hierna: het oude bestemmingsplan) van kracht. Op 9 maart 2005 is het bestemmingsplan "Westelijke Eilanden" (hierna: het nieuwe bestemmingsplan) in werking getreden.
Ingevolge het oude bestemmingsplan rustte op de gronden waarop het bouwplan is voorzien de bestemming "Woningen 3 (W3)" met de nadere aanduiding "horeca toegestaan".
Ingevolge artikel 5, tweede lid, van de voorschriften van het oude bestemmingsplan, geldt voor de op de gronden, op de kaart bestemd voor "Woningen 3 (W3)", aangewezen bedrijven en kantoren, een maximumvloeroppervlak van 150 m² per vestiging.
Ingevolge het derde lid kan, in afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid, daar waar dit op de kaart nader is aangeduid met "horeca toegestaan", een horecabedrijf worden gebouwd en gebruikt met een maximumvloeroppervlak van 300 m².
Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, mag op de gronden als vermeld in de artikelen 3 tot en met 13, slechts worden gebouwd ten dienste van de aldaar genoemde bestemmingen en, voor zover niet anders in deze voorschriften of op de kaart nader bepaald, met inachtneming van de volgende bepalingen:
d. de minimumbouwhoogte van de eerste bouwlaag is 3,50 m.
Ingevolge het nieuwe bestemmingplan rust op die gronden de bestemming "Gemengde doeleinden" met de nadere aanduiding "Horeca III in aangegeven bouwlaag toegestaan". Volgens de aanduiding op de plankaart is horeca in de eerste bouwlaag toegestaan.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 19, van de planvoorschriften van het nieuwe bestemmingsplan wordt in deze voorschriften onder bedrijfsvloeroppervlak verstaan: het gezamenlijk oppervlak van kantoren, winkels, bedrijven of horeca, met inbegrip van de daartoe behorende verkeersruimten, magazijnen en overige dienstruimten.
Ingevolge artikel 3, tweede lid, aanhef en onder D, voor zover thans van belang, mag het bedrijfsvloeroppervlak van horeca per vestiging niet meer dan 150 m² bedragen.
Ingevolge artikel 3, derde lid, aanhef en onder e, mogen op de tot gemengde doeleinden bestemde gronden uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
e. de bouwhoogte van de eerste bouwlaag bedraagt minimaal 3,50 meter ten opzichte van de vloer van de eerste bouwlaag, met dien verstande dat deze bouwhoogte tot een diepte van minimaal 5 meter, gemeten vanaf de voorgevel, dient te worden gehandhaafd.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, mogen bouwwerken die bestaan op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van het plan, dan wel daarna worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en die in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mits de bestaande afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot, tenzij een raadsbesluit tot onteigening is genomen:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, en
b. ingeval van teloorgaan ten gevolge van een calamiteit worden herbouwd, mits de bouwvergunning binnen twee jaar na het teloorgaan is aangevraagd.
2.2.2. Het door De Bicker en [appellant sub 2] aangevoerde betoog leidt niet tot het door hen beoogde resultaat. Bij het nemen van een besluit op bezwaar moet het recht worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. Op 11 juli 2006 gold het nieuwe bestemmingsplan en diende de aanvraag derhalve daaraan te worden getoetst. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Niet in geschil is dat het bouwplan vanwege de omvang van het bedrijfsvloeroppervlak van de horeca in strijd is met het in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder D, van de voorschriften van het nieuwe bestemmingsplan vervatte maximaal toegestane bedrijfsvloeroppervlak. Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het nieuwe bestemmingsplan op 30 oktober 2003 was echter bij besluit van 19 augustus 2002 reeds vergunning verleend voor een vergroting van het bedrijfsvloeroppervlak, dat het in het nieuwe bestemmingsplan bepaalde maximum te boven gaat. Het bouwplan voorziet in een overkapping van een deel van dat reeds vergunde bedrijfsvloeroppervlak en niet in een vergroting daarvan, zodat een bestaande afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot. De conclusie is dan ook dat het bouwplan in overeenstemming is met artikel 18, eerste lid, van de voorschriften van het nieuwe bestemmingsplan.
2.3. Voorts heeft de rechtbank volgens De Bicker en [appellant sub 2] miskend dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen van de ingevolge het bestemmingsplan maximaal toegestane bouwhoogte van de eerste bouwlaag van 3,50 m. Zij voeren hiertoe aan dat in de eerdere vergunningen geen eerste bouwlaag lager dan 3,50 m is vergund.
2.3.1. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat in dit geval vrijstelling kan worden verleend van de minimaal vereiste hoogte van de eerste bouwlaag van 3,50 m, heeft het dagelijks bestuur gewezen op de ruimtelijke onderbouwing voor de vrijstelling van 7 maart 2006. Hierin is vermeld dat met de bouwhoogte van de uitbreiding is aangesloten op de bouwhoogte van de bestaande horeca, zodat een zo groot mogelijke ruimte wordt verkregen tussen de horeca, die als schijnbaar los gebouwtje onder het hoofdgebouw is gesitueerd, waardoor het hoofdgebouw lijkt te zweven. Door de voorziene bouwhoogte blijft dit bijzondere effect bestaan, aldus de ruimtelijke onderbouwing. Voorts is vermeld dat door een lagere minimale bouwhoogte voor de eerste bouwlaag toe te staan een betere aansluiting op de belendingen wordt bereikt.
Gelet op deze motivering is in het door De Bicker en [appellant sub 2] aangevoerde geen grond te vinden voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het dagelijks bestuur in redelijkheid vrijstelling van het planvoorschrift inzake de bouwhoogte van de eerste bouwlaag heeft kunnen verlenen.
2.4. De Bicker en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met het Bouwbesluit 2003 (hierna: het bouwbesluit). Zij voeren hiertoe aan dat de afvoermonding van de luchtinstallatie in strijd is met artikel 3.52 van het bouwbesluit, dat de trap van de kelder naar het thans overkapte terras in strijd is met tabel 2.28B van dat besluit, dat de gewijzigde dak- en gevelconstructies niet brandveilig zijn net zomin als de dubbele nooddeur in de oostgevel en dat in strijd met artikel 4.62 van het bouwbesluit een stallingsruimte voor fietsen ontbreekt.
2.4.1. Hetgeen De Bicker en [appellant sub 2] aanvoeren met betrekking tot de afvoermonding van de luchtinstallatie en de trap leidt niet tot het door hen daarmee beoogde resultaat. De bij besluit van 11 juli 2006 gehandhaafde vrijstelling ziet op de luchtafvoer op het dak van de vijfde etage, noch op de luchtbehandelingsinstallaties op het dak van de horeca, noch op de reeds bij de bouwvergunning van 19 augustus 2002 vergunde trap. Genoemde onderdelen zijn derhalve in deze procedure niet aan de orde.
2.4.2. Ten aanzien van de gevel- en dakconstructies heeft het dagelijks bestuur zich op het standpunt gesteld dat wordt voldaan aan de vereiste brandveiligheid. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het dagelijks bestuur zich in redelijkheid op dit standpunt heeft kunnen stellen en daarbij terecht het rapport van 6 juni 2007, opgesteld door Expertisecentrum Regelgeving Bouw, in aanmerking genomen. In dit rapport wordt geconcludeerd dat het bouwplan van 17 september 2003 voldoet aan de brandveiligheidsvoorschriften van het bouwbesluit, omdat in de vergunning de eis van minimaal 60 minuten weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag is opgenomen. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting toegelicht dat wordt gecontroleerd of aan deze eis wordt voldaan en dat handhavend zal worden opgetreden, indien dat niet het geval is.
2.4.3. Ten aanzien van de dubbele nooddeur hebben De Bicker en [appellant sub 2] gewezen op de brief van 8 juni 2004 van de brandweer. In deze brief geeft de brandweer het dagelijks bestuur te kennen dat het onder voorwaarden akkoord gaat met het bouwplan waarvoor het college nadien bij besluit van 30 juni 2005 bouwvergunning heeft verleend. Deze bouwvergunning is onderwerp van geschil in de gevoegd behandelde zaak met nr. 200805355/1. Eén van de in de brief vermelde voorwaarden is dat het ter hoogte van bedoelde nooddeur aanwezige hoogteverschil van 600 mm door een trap dient te worden overbrugd. Volgens De Bicker en [appellant sub 2] is de desbetreffende nooddeur ook reeds zonder trap aanwezig in de thans aan de orde zijnde bouwvergunning en kan uit de brief van de brandweer worden geconcludeerd dat deze niet brandveilig is.
Ter zitting is echter komen vast te staan dat de nooddeur niet zal worden gerealiseerd, omdat dit onderdeel van het bouwplan uiteindelijk in de bouwvergunning van 30 juni 2005 is vervangen door ramen. Voorts heeft het dagelijks bestuur medegedeeld dat de brandveiligheid op dit punt wordt geregeld door in de gebruiksvergunning een beperking voor het maximaal toegestane aantal aanwezige personen op te nemen. Deze gebruiksvergunning is nog niet verleend, aldus het dagelijks bestuur.
Onder deze omstandigheden leidt het door De Bicker en [appellant sub 2] aangevoerde betoog niet tot het door hen daarmee beoogde doel.
2.4.4. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, van het bouwbesluit, voor zover thans van belang, wordt voor de toepassing van de bij of krachtens dit besluit gegeven voorschriften onder bijeenkomstfunctie verstaan: gebruiksfunctie voor het samenkomen van mensen voor kunst, cultuur, godsdienst, communicatie, kinderopvang, het verstrekken van consumpties voor het gebruik ter plaatse en het aanschouwen van sport.
Ingevolge artikel 4.62, eerste lid, van het bouwbesluit heeft een te bouwen bouwwerk een stallingsruimte voor fietsen.
Ingevolge het tweede lid wordt, voorzover voor een gebruiksfunctie in tabel 4.62 voorschriften zijn aangewezen, voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door de toepassing van die voorschriften.
Ingevolge het derde lid is het eerste lid niet van toepassing op de gebruiksfuncties waarvoor in tabel 4.62 geen voorschrift is aangewezen.
In tabel 4.62 zijn voorschriften aangewezen voor de bijeenkomstfunctie.
Het betoog van De Bicker en [appellant sub 2] ten aanzien van het ontbreken van een stallingsruimte voor fietsen treft evenmin doel. Het bouwplan betreft niet een te bouwen bouwwerk en wijzigt evenmin de totale gebruiksoppervlakte die ten dienste staat van de bijeenkomstfunctie. Het aantal vierkante meters vloeroppervlak dat ten dienste staat van de horeca blijft, zoals hiervoor onder 2.2.2 is overwogen, immers gelijk. Artikel 4.62 van het bouwbesluit is derhalve niet van toepassing op het bouwplan. Dat, zoals De Bicker en [appellant sub 2] betogen, de oorspronkelijke bouwvergunning van 20 augustus 1999 ten onrechte niet voorziet in een stallingsruimte voor fietsen - wat hiervan zij - maakt dit niet anders.
2.4.5. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat niet is gebleken dat het bouwplan in strijd is met het bouwbesluit.
2.5. De Bicker en [appellant sub 2] betogen ten slotte dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Zij voeren hiertoe aan dat de commissie voor Welstand en Monumenten (hierna: de welstandscommissie) het bouwplan weliswaar van een stempeladvies heeft voorzien, maar niet de uitpandig - en derhalve in strijd met de welstandsnota - geplaatste voorzieningen voor luchtinstallatie heeft beoordeeld. De welstandscommissie heeft evenmin de brandtrap beoordeeld, die ten onrechte ontbreekt ter hoogte van de nooddeur, aldus De Bicker en [appellant sub 2].
2.6. Dit betoog slaagt evenmin. Zoals hiervoor is overwogen ziet de bij besluit van 11 juli 2006 gehandhaafde bouwvergunning niet op de voorzieningen voor luchtinstallatie, maar vallen deze onder de bij besluit van 30 juni 2005 verleende bouwvergunning, die onderwerp is van geschil in de gevoegd behandelde zaak met nr.
200805355/1. Voorts diende de welstandscommissie het bouwplan te beoordelen zoals het is ingediend en derhalve zonder de door De Bicker en [appellant sub 2] gewenste trap.
Gelet op het positieve welstandsadvies van 20 augustus 2003 leidt het door De Bicker en [appellant sub 2] aangevoerde tot de conclusie dat de rechtbank terecht het bouwplan niet in strijd met redelijke eisen van welstand heeft geacht.
2.7. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, onder verbetering van de gronden waarop zij rust.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2009
488.