ECLI:NL:RVS:2009:BJ9466

Raad van State

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808243/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand en niet-ontvankelijk verklaring bezwaar

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging op basis van de Wet op de rechtsbijstand door de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch. De appellant had op 8 januari 2008 een aanvraag ingediend, die door de raad werd afgewezen. Hiertegen maakte de appellant bezwaar, maar dit bezwaar werd op 11 maart 2008 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van de appellant tegen deze beslissing op 25 september 2008 ongegrond. De appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waar hij zijn gronden aanvulde in december 2008.

De Raad van State heeft de zaak op 19 juni 2009 behandeld. De appellant stelde dat hij niet op de brief van 20 februari 2008 had gereageerd, omdat hij deze niet had ontvangen. De rechtbank had overwogen dat de raad het vermoeden had gewekt dat de brief was verzonden, maar de appellant kon dit vermoeden niet weerleggen. De Raad van State oordeelde echter dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad van State oordeelde dat de appellant niet in staat was gesteld om het verzuim te herstellen, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellant alsnog gegrond. De Raad veroordeelde de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de appellant. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 7 oktober 2009.

Uitspraak

200808243/1/H2.
Datum uitspraak: 7 oktober 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 september 2008 in zaak nr. 08/1391 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 januari 2008 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) een aanvraag van [appellant] om een toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand afgewezen.
Bij besluit van 11 maart 2008 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 25 september 2008, verzonden op 1 oktober 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 11 december 2008.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2009, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. R.B. van Dijken, werkzaam bij de raad, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het bezwaar- of beroepschrift ondertekend en bevat het ten minste de gronden van het bezwaar of beroep.
Ingevolge artikel 6:6, voor zover hier van belang, kan, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gestelde vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
2.2. [appellant] heeft bij brief van 19 februari 2008 op nader aan te voeren gronden bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 januari 2008. De raad heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat [appellant] niet heeft gereageerd op de brief van 20 februari 2008 waarbij hem een termijn van twee weken is gegeven om de gronden van het bezwaar in te dienen. [appellant], althans zijn gemachtigde, heeft in beroep gesteld deze brief niet te hebben ontvangen maar slechts een ontvangstbevestiging van het bezwaarschrift.
2.3. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat het door de raad overgelegde verzendbericht het vermoeden schept dat de brief van 20 februari 2008 inzake de hersteltermijn tezamen met de ontvangstbevestiging aangetekend is verzonden, dat [appellant] er niet in is geslaagd dit vermoeden te weerleggen en dat het op diens weg had gelegen contact op te nemen met de raad indien die brief niet was bijgesloten. De rechtbank is van oordeel dat het bezwaar terecht en op goede gronden niet-ontvankelijk is verklaard.
2.4. [appellant] komt op tegen dit oordeel van de rechtbank. Hij betoogt dat zijn gemachtigde alleen het verzendbericht en de brief van de raad van 20 februari 2008 waarbij de ontvangst van zijn bezwaarschrift is bevestigd, heeft ontvangen. Zijn gemachtigde stelt geen brief van dezelfde datum te hebben ontvangen, waarin hij in de gelegenheid is gesteld om binnen een bepaalde termijn de gronden van het bezwaar in te dienen. Volgens [appellant] had zijn gemachtigde uit het verzendbericht niet hoeven af te leiden dat de meegezonden correspondentie incompleet was.
2.5. Vaststaat dat de raad op 20 februari 2008 een verzendbericht van verzamelpost aangetekend heeft verzonden aan de gemachtigde van [appellant], mr. J.J.M. Boot. Op dit bericht staat één brief vermeld die is omschreven als "Ontvangstbevestiging bezwaarschrift". In een aparte kolom is vermeld "gronden". Niet is in geschil dat bij dit verzendbericht slechts één brief was gevoegd. De gemachtigde ontkent dat hij de brief waarbij hem een termijn is gesteld voor het indienen van de gronden van bezwaar, met dit verzendbericht heeft ontvangen. Van de zijde van de raad is ter zitting verklaard dat niet kan worden bewezen dat deze brief is meegezonden. Dat de gemachtigde naar aanleiding van de vermelding in het verzendbericht van "gronden" gelet op de vaste werkwijze van de raad had moeten weten dat hij tevens een brief met een hersteltermijn voor indienen van de gronden had moeten ontvangen en om die reden met de raad contact had moeten opnemen, zoals de raad stelt, is - wat daar ook van zij - onder de geschetste omstandigheden en anders dan de rechtbank heeft overwogen, onvoldoende reden om het bezwaar niet-ontvankelijk te achten. Het bezwaar is derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het betoog van [appellant] slaagt.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en het besluit op bezwaar vernietigen.
2.7. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 september 2008 in zaak nr. 08/1391;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch van 11 maart 2008, kenmerk 1EB1298;
V. veroordeelt de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een totaal bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van totaal € 146,00 (zegge: honderdzesenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2009
18-609.