ECLI:NL:RVS:2009:BJ9172

Raad van State

Datum uitspraak
30 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906712/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de eisen van goede procesorde in vreemdelingenbewaring

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, van 24 augustus 2009. De vreemdeling was in vreemdelingenbewaring gesteld op 13 februari 2009 en had tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar de vreemdeling stelde dat hij de uitnodiging voor de zitting niet had ontvangen omdat deze naar een verkeerd faxnummer was gestuurd. Dit leidde tot de vraag of de Afdeling van het hoger beroep kon kennisnemen, ondanks het feit dat de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in principe geen hoger beroep toestaat tegen de uitspraak van de rechtbank in deze context.

De Afdeling oordeelde dat er grond was voor kennisneming van het hoger beroep, omdat er sprake was van een ernstige schending van de eisen van een goede procesorde en van fundamentele rechtsbeginselen. De rechtbank had de uitnodiging voor de zitting niet naar het juiste faxnummer van de gemachtigde van de vreemdeling verzonden, wat in strijd was met het beginsel van hoor en wederhoor. Hierdoor was er geen sprake van een eerlijk proces.

De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens werden de proceskosten in hoger beroep vastgesteld op € 322,00, met de opdracht aan de rechtbank om te beslissen over de vergoeding van deze kosten. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en ondertekend door de voorzitter en de leden van de Afdeling.

Uitspraak

200906712/1/V3.
Datum uitspraak: 30 september 2009
Raad van State
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, van 24 augustus 2009 in zaak nr. 09/27952 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2009 is [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 24 augustus 2009, verzonden op 26 augustus 2009, heeft de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht (hierna: de rechtbank), het door de vreemdeling tegen het voortduren van de bewaring ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 1 september 2009, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Deze brief is aangehecht.
De staatssecretaris van Justitie heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), voor zover thans van belang, staat in afwijking van artikel 37, eerste lid, van de Wet op de Raad van State geen hoger beroep open tegen een uitspraak van de rechtbank over een besluit of handeling op grond van hoofdstuk 5 van de Vw 2000.
Ingevolge artikel 95, eerste lid, staat, in afwijking van artikel 84, aanhef en onder a, tegen de uitspraak van de rechtbank, bedoeld in artikel 94, derde lid, hoger beroep open bij de Afdeling.
2.2. Het door de vreemdeling ingestelde beroep is een beroep in de zin van artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000, gericht tegen het voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in het in hoofdstuk 5 opgenomen artikel 59. De uitspraak van de rechtbank van 24 augustus 2009 is gedaan op dit beroep en is derhalve een uitspraak, als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van de Vw 2000. Hiertegen staat, anders dan bij een uitspraak als vermeld in artikel 95, eerste lid, van deze wet geen hoger beroep open bij de Afdeling.
2.3. De vreemdeling betoogt dat de Afdeling niettemin van het hoger beroep kennis kan nemen, omdat hij de door de rechtbank verzonden uitnodiging voor de mondelinge behandeling van zijn beroep niet heeft ontvangen. Uit navraag bij de rechtbank is gebleken dat de uitnodiging voor de zitting van 17 augustus 2009 naar een verkeerd faxnummer is gestuurd. Derhalve heeft de rechtbank uitspraak gedaan in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, aldus de vreemdeling.
2.3.1. Voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan grond bestaan, indien sprake is van ernstige schending van eisen van een goede procesorde, dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is.
2.3.2. Blijkens de aanhef van het faxjournaal heeft de rechtbank de uitnodiging voor de zitting van 17 augustus 2009 niet naar het juiste faxnummer van de gemachtigde van de vreemdeling verzonden. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat de uitspraak, nu onderhavige procedure strekt tot rechterlijke toetsing van de voortduring van een vrijheidsontnemende maatregel, is gedaan in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is geweest. De Afdeling ziet derhalve aanleiding van het hoger beroep kennis te nemen, hoewel de Vw 2000 daartoe geen grondslag biedt.
2.4. Uit het vorenoverwogene vloeit tevens voort dat het hoger beroep kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.5. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Maastricht, van 24 augustus 2009 in zaak nr. 09/27952;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Van Roosmalen
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2009
53.
Verzonden: 30 september 2009
Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak