ECLI:NL:RVS:2009:BJ8920

Raad van State

Datum uitspraak
30 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900917/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem inzake het Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime voor het Rijnstrangengebied

Op 1 maart 2007 heeft het algemeen bestuur van het Waterschap Rijn en IJssel het scenario 'rietmoeras door dynamiek' vastgesteld als het Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR) voor het Rijnstrangengebied. Dit besluit werd aangevochten door verschillende appellanten, waaronder [appellant A], [appellant B], en anderen, die hun bezwaren richtten tegen de goedkeuring van het GGOR door de Commissie administratieve geschillen van de provincie Gelderland. De Commissie verklaarde het beroep van de appellanten ongegrond, wat leidde tot een rechtszaak bij de rechtbank Arnhem. De rechtbank bevestigde de beslissing van de Commissie op 24 december 2008, waarop de appellanten hoger beroep instelden bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 7 augustus 2009 werd de zaak behandeld. De appellanten voerden aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de publicatie van het ontwerpbesluit GGOR voldoende was om aan de wettelijke vereisten te voldoen. Ze stelden dat de kennisgeving niet duidelijk maakte dat er ook een peilbesluit werd vastgesteld. De Raad van State oordeelde echter dat de publicatie voldoende informatie bevatte over de juridische consequenties van het GGOR en dat de appellanten op de hoogte waren van de inhoud van het besluit.

Daarnaast betoogden de appellanten dat de rechtbank niet had erkend dat de aanvankelijke vaststelling van het scenario was gebaseerd op een verkeerde berekening, wat grote gevolgen had voor de landbouw. De Raad van State oordeelde dat de relatieve verschillen tussen de scenario's gelijk waren gebleven en dat het algemeen bestuur zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat er geen aanleiding was om het gekozen scenario te wijzigen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

200900917/1/H2.
Datum uitspraak: 30 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats],
[appellant C], wonend te [woonplaats],
[appellante D], gevestigd te [plaats], waarvan de maten zijn [maat A] en [maat B], beiden wonend te [woonplaats],
[appellant E], wonend te [woonplaats],
[appellant F], wonend te [woonplaats] en
[appellant G], wonend te [woonplaats],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 24 december 2008 in zaak nr. 08/1064 in het geding tussen:
appellanten
en
de Commissie administratieve geschillen van de provincie Gelderland.
1. Procesverloop
Op 1 maart 2007 heeft het algemeen bestuur van het Waterschap Rijn en IJssel (hierna: het algemeen bestuur) het scenario 'rietmoeras door dynamiek' met bijbehorende reactienota vastgesteld als het Gewenst Grond- en Oppervlaktewater Regime (hierna: GGOR) voor het Rijnstrangengebied.
Bij besluit van 16 januari 2008 heeft de Commissie administratieve geschillen van de provincie Gelderland (hierna: de Commissie) het door [appellanten] tegen de vaststelling van het GGOR ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 februari 2009.
De Commissie heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2009, waar [appellant B], [appellant E] en [appellant F], in persoon en bijgestaan door mr. F.W. van Dijk, advocaat te Wageningen, en de Commissie, vertegenwoordigd door M.J. ten Brinke en T.J. Spek, beiden werkzaam bij de provincie Gelderland, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting het algemeen bestuur, vertegenwoordigd door L.M. Remesal van Merode, werkzaam bij het Waterschap Rijn en IJssel, en M.L.W. van Bebber, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2:1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Verordening waterbeheer Waterschap Rijn en IJssel (hierna: de Verordening) omvat een beheersplan met inachtneming van artikel 9 van de wet ten minste het gewenste grondwater- en oppervlaktewaterregime.
Ingevolge artikel 3:3 is op de voorbereiding van het peilbesluit afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van toepassing.
2.2. [appellanten] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat uit de publicatie in dag- en weekbladen van het ontwerpbesluit GGOR voor het Rijnstrangengebied kan worden opgemaakt dat ook een ontwerp-peilbesluit werd vastgesteld. Ter onderbouwing voeren [appellanten] aan dat uit de publicaties slechts kan worden afgeleid dat de openbare voorbereidingsprocedure is ingezet om gefundeerde keuzes voor toekomstig peilbeheer te maken, zonder dat daaruit duidelijk wordt dat een peilbesluit aan de orde was. Aldus is volgens [appellanten] niet voldaan aan het in artikel 3:12, eerste lid, van de Awb neergelegde vereiste dat in de kennisgeving van het ontwerpbesluit de zakelijke inhoud daarvan wordt vermeld.
2.2.1. In het GGOR, is het bij het scenario 'rietmoeras door dynamiek' behorende peilbeheer uiteengezet. Daarbij worden concrete keuzes gemaakt ten aanzien van de na te streven grond- en oppervlaktewaterpeilen. In het voorstel aan het algemeen bestuur dat onderdeel uitmaakt van de vaststelling van het scenario, is onder het kopje 'Juridische consequentie' aangegeven dat de peilen zoals vermeld in het GGOR een inspanningsverplichting vormen. Aldus moet de vaststelling van het scenario 'rietmoeras door dynamiek' als GGOR voor het Rijnstrangengebied, gelet op de inhoud en strekking daarvan, tevens worden aangemerkt als peilbesluit voor dat gebied.
2.2.2. In de publicatie van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het scenario 'rietmoeras door dynamiek' als GGOR voor het Rijnstrangengebied in dag- en weekbladen en op de website van het Waterschap Rijn en IJssel, is vermeld dat met behulp van het GGOR gefundeerde keuzes worden gemaakt voor het toekomstige peilbeheer. De kenmerken van het scenario 'rietmoeras door dynamiek' omvatten blijkens de publicaties een dynamisch peilbeheer ten gunste van de natuur en aanvullende maatregelen voor de landbouw. Aldus blijkt uit de bekendmaking van het ontwerpbesluit in voldoende mate dat met de vaststelling van het scenario 'rietmoeras door dynamiek' als GGOR voor het Rijnstrangengebied, tevens een peilbesluit zou worden vastgesteld. Uit de ingediende inspraakreacties naar aanleiding van het ontwerpbesluit blijkt bovendien dat dit van meet af aan duidelijk was voor [appellanten]. Voor het oordeel dat de zakelijke inhoud van het ontwerpbesluit op ontoereikende wijze bekend is gemaakt en derhalve niet is voldaan aan artikel 3:12, eerste lid, van de Awb bestaat, naar de rechtbank terecht heeft overwogen, geen grond. Het betoog faalt.
2.3. [appellanten] betogen dat, samengevat weergegeven, de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, hoewel is gebleken dat de aanvankelijke vaststelling van het scenario 'rietmoeras voor dynamiek' is gebaseerd op een verkeerde berekening, de onderlinge relatieve verschillen tussen de scenario's gelijk zijn gebleven, zodat de Commissie zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het herstel van het rekenmodel geen effect heeft op de aanvankelijke keuze voor dat scenario. Volgens [appellanten] is de rechtbank er aldus aan voorbij gegaan dat juist de absolute verschuivingen door fouten in de berekening grote gevolgen hebben voor de landbouw in het algemeen en [appellanten] in het bijzonder en dat aan het in beroep bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft, nu niet is nagegaan of met minder vergaande maatregelen de op basis van de aanvankelijke berekening voldoende geachte oppervlakte rietmoeras ook had kunnen worden bereikt.
2.3.1. Om te komen tot een keuze voor een bepaald scenario als GGOR voor het Rijnstrangengebied, heeft het algemeen bestuur de effecten van verschillende scenario's voor de landbouw, bebouwing en natuur in dat gebied berekend. Aan de hand van de uitkomsten van de berekening heeft het algemeen bestuur gekozen voor het scenario 'rietmoeras door dynamiek', omdat bij dat scenario de winst voor rietmoeras relatief zo groot mogelijk is, terwijl de netto-schade voor de landbouw relatief beperkt blijft. Bij brief van 28 september 2007 is medegedeeld dat een invoerfout in het bij de berekening gebruikte grondwatermodel aan het licht is gekomen en dat daarom een herberekening heeft plaatsgevonden. Uit die berekening is naar voren gekomen dat de bestaande situatie, evenals alle scenario's, in absolute zin natter zijn dan waar aanvankelijk van uit was gegaan, maar dat de onderlinge relatieve verschillen tussen de verschillende scenario's gelijk zijn gebleven. Dit betekent dat het meest optimale scenario, dat inhoudt dat de winst voor rietmoeras relatief zo groot mogelijk is en de netto-schade voor de landbouw relatief zo beperkt mogelijk, niet zal wijzigen. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat het algemeen bestuur zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het geen aanleiding ziet om op basis van de nieuwe berekeningen voor een ander scenario te kiezen, noch voor het oordeel dat met minder vergaande maatregelen had kunnen worden volstaan. Dat de gevolgen van de nieuwe berekening voor [appellanten] in absolute zin beter voelbaar zijn en dat het verschil tussen gebouwen met wateroverlast onder de oorspronkelijke berekening en onder de nieuwe berekening bij een ander scenario in absolute zin kleiner is dan bij de andere scenario's, waaronder het scenario 'rietmoeras voor dynamiek', en het volgens [appellanten] derhalve meer voor de hand had gelegen voor eerstgenoemd scenario te kiezen, maakt dat niet anders, nu moet worden gekeken naar het geheel van de relatieve verschillen tussen beide berekeningen en deze niet wijzigen. Het betoog faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. S.F.M. Wortmann en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2009
85-502.