ECLI:NL:RVS:2009:BJ8911

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904576/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Gytsjerk Centrum door college van gedeputeerde staten van Fryslân

Op 12 mei 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân goedkeuring verleend aan het bestemmingsplan "Gytsjerk Centrum", dat door de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel op 27 november 2008 was vastgesteld. Dit besluit leidde tot een beroep van een verzoeker, die op 7 juli 2009 zijn beroep indiende en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 17 september 2009 behandeld. De verzoeker stelde dat de goedkeuring van het bestemmingsplan onterecht was verleend, omdat het plan de voortzetting van zijn bestaande supermarkt op zijn gronden onmogelijk maakte. Hij voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn belangen en dat het bestemmingsplan niet voldeed aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

De voorzitter overwoog dat het bestemmingsplan zorgvuldig was voorbereid en dat de raad in redelijkheid had kunnen besluiten dat de bestaande supermarkt niet kon worden voortgezet. De voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de belangen van de verzoeker onvoldoende waren meegewogen. De voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen onomkeerbare gevolgen waren die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigden. De beslissing werd op 25 september 2009 openbaar uitgesproken, waarbij de voorzitter de afwijzing van het verzoek motiveerde en aangaf dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden.

Uitspraak

200904576/2/R2.
Datum uitspraak: 25 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 mei 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Tytsjerksteradiel (hierna: de raad) bij besluit van 27 november 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Gytsjerk Centrum".
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2009, beroep ingesteld. [verzoeker] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 4 augustus 2009.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 september 2009, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door drs. J. Takkebos, en de raad, vertegenwoordigd door T. Bergsma en K. Boelstra, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de woningcorporatie WoonFriesland, vertegenwoordigd door ing. R. Ooms.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het bestemmingsplan voorziet in de herontwikkeling van het verouderde winkelcentrum van de kern Gytsjerk en brengt onder meer met zich dat de bestaande supermarkt op de gronden van [verzoeker] niet kan worden voortgezet.
2.3. [verzoeker] stelt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en beoogt met zijn verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Daartoe voert hij onder meer aan dat ten onrechte niet is voorzien in een mogelijkheid om een volwaardige supermarkt op zijn gronden te blijven exploiteren, dat met zijn belangen onvoldoende rekening is gehouden en dat op zijn gronden ten onrechte de aanduiding "gronden aangewezen ex art. 13 van de WRO incl. kadastrale grenzen en nummers van de percelen kadastrale gemeente Giekerk, sectie C" rust.
2.4. Het college stelt zich, in navolging van de raad, op het standpunt dat het plan zorgvuldig is voorbereid, dat met alle betrokken belangen rekening is gehouden en dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Een volwaardige supermarkt op de door [verzoeker] gewenste plaats heeft de raad in redelijkheid in strijd met de stedenbouwkundige uitgangspunten van het plan en een goede ruimtelijke ordening kunnen achten, aldus het college.
2.5. De voorzitter stelt vast dat de bestaande supermarkt niet als zodanig is bestemd, dat op de gronden van [verzoeker] niet meer dan 250 m² vloeroppervlak aan detailhandel in voedings- en genotsmiddelen is toegestaan en dat deze gronden zijn voorzien van voormelde aanduiding. De raad heeft onder meer op basis van de in het stedenbouwkundige plan "Centrumplan Gytsjerk" vervatte uitgangspunten en in overleg met de betrokken ondernemers gekozen voor een invulling van het nieuwe winkelcentrum, die met zich brengt dat de bestaande supermarkt niet kan worden voortgezet en dat ter plaatse geen volwaardige supermarkt mogelijk zal zijn. Het plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden (b) (C(b)" met de aanduiding "detailhandel voedings- en genotsmiddelen (dhvo)" in het oostelijke deel van het plangebied maakt wel een volwaardige supermarkt mogelijk, waardoor de beoogde voortzetting van de bestaande supermarkt op die plaats wel tot de mogelijkheden behoort. Hierover heeft met de exploitant van de supermarkt, die het pand waarin die supermarkt gevestigd is van [verzoeker] huurt, overleg plaatsgevonden. De exploitant heeft te kennen gegeven een supermarkt in het nieuwe winkelcentrum te willen gaan exploiteren. Mede gelet op de aan de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening toekomende beleidsvrijheid bij het toekennen van bestemmingen en gelet op het feit dat de gevolgen voor de gronden van [verzoeker] nadrukkelijk zijn bezien overweegt de voorzitter dat er voorshands geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat met de belangen van [verzoeker] onvoldoende rekening zou zijn gehouden en dat het plan in strijd had moeten worden geacht met een goede ruimtelijke ordening. Dat [verzoeker] niet in een vroeg stadium is betrokken bij de totstandkoming van het plan maakt dat niet anders. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter geen aanleiding om de aanduiding van de gronden van [verzoeker] als nodig voor de verwerkelijking van het plan in de naaste toekomst op grond van artikel 13 van de WRO als onjuist aan te merken.
2.6. In hetgeen [verzoeker] overigens heeft aangevoerd ziet de voorzitter evenmin aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2009
459-599.