200809184/1/R2.
Datum uitspraak: 30 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 6 juli 2007, kenmerk 1297794/1313817, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Boxmeer (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 1 mei 2007 vastgestelde wijzigingsplan "Vormverandering agrarisch bouwblok Radioweg 18 te Vortum Mullem" (hierna: het wijzigingsplan).
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 19 januari 2009.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft het college van burgemeester en wethouders een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2009, waar [appellant] in persoon is verschenen. Voorts zijn daar het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door drs. B.J. Tolkamp en mr. J.P.L.M. van der Velden, ambtenaren in dienst van de gemeente, en Geven Holding B.V., vertegenwoordigd door mr. A.P. Cornelissen, advocaat te Middelharnis, als partij gehoord.
2.1. Ingevolge artikel 11, vijfde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) wordt het besluit van het college van gedeputeerde staten omtrent goedkeuring van een wijzigingsplan door het college van burgemeester en wethouders bekendgemaakt door de terinzagelegging daarvan met het wijzigingsplan en het desbetreffende bestemmingsplan. Ingevolge artikel 56a, aanhef en onder a, van de WRO vangt de beroepstermijn aan met ingang van de terinzagelegging van het besluit omtrent goedkeuring overeenkomstig artikel 11, vijfde lid, van de WRO.
Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Het besluit van het college van 6 juli 2007 is ter inzage gelegd op 23 augustus 2007, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift ingevolge het bepaalde in artikel 56a, aanhef en onder a, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 6:7 van de Awb, is begonnen op 23 augustus 2007 en is geëindigd op 3 oktober 2007.
2.3. Niet in geschil is dat [appellant] het beroepschrift niet binnen de termijn heeft ingediend maar eerst meer dan een jaar later.
In dit verband heeft [appellant] aangevoerd dat sprake is van een formele procedurefout, omdat het bestreden besluit ten onrechte niet overeenkomstig de bepalingen van de Awb is bekendgemaakt. Hij stelt dat ondanks het feit dat hij een zienswijze heeft ingediend, hem geen exemplaar van het goedkeuringsbesluit is toegezonden en het besluit met vermelding van de beroepstermijn niet aan hem is bekendgemaakt. Ter zitting heeft [appellant] voorts aangevoerd dat het te laat indienen van het beroepschrift verschoonbaar is, omdat hij destijds het gemeentebestuur verzocht heeft hem op de hoogte te houden van de verdere procedures en hij in verband hiermee erop heeft vertrouwd dat hij persoonlijk van het besluit omtrent goedkeuring in kennis zou worden gesteld.
2.4. De Afdeling stelt op grond van de stukken vast dat is voldaan aan de wettelijke vereisten inzake de kennisgeving van de terinzagelegging van het besluit omtrent goedkeuring en de mogelijkheid om daartegen beroep in te stellen. De terinzagelegging van het goedkeuringsbesluit en de beroepsmogelijkheid zijn gepubliceerd in het "Boxmeers Weekblad" van 22 augustus 2007 en in de Staatscourant van diezelfde datum.
Afdeling 3.6 van de Awb, die gaat over de bekendmaking en mededeling van besluiten, en met name de artikelen 3:43 en 3:44 van deze afdeling, zijn niet van toepassing op de bekendmaking van op grond van de WRO genomen besluiten omtrent de goedkeuring van wijzigingsplannen. Artikel 11, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 23, eerste lid, sub a, van de WRO, geeft immers een bijzondere regeling voor de kennisgeving van dergelijke goedkeuringsbesluiten.
Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van [appellant] zich op de hoogte te stellen van de voor hem van belang zijnde planologische ontwikkelingen. Dat [appellant] eerder in de procedure een zienswijze bij het college van burgemeester en wethouders heeft ingediend brengt niet de verplichting met zich dat hij persoonlijk op de hoogte diende te worden gesteld van het besluit omtrent goedkeuring van het plan. Ook het verzoek van [appellant] in zijn zienswijze om op de hoogte te worden gehouden van de verdere procedures, heeft naar het oordeel van de Afdeling niet een dergelijke buitenwettelijke verplichting doen ontstaan. Gelet op het voorgaande dienen de gevolgen van de omstandigheid dat [appellant] niet op de hoogte was van de terinzagelegging van het bestreden besluit voor zijn rekening te blijven. Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat [appellant] verschoonbaar heeft nagelaten tijdig in rechte op te komen tegen het goedkeuringsbesluit.
2.5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2009