200900818/1/H2.
Datum uitspraak: 23 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de raad van de gemeente Helmond,
2. de stichting Stichting Openbare Basisscholen Helmond, gevestigd te Helmond,
appellanten,
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
verweerder.
Bij besluit van 19 december 2008 heeft verweerder (hierna: de staatssecretaris), voor zover thans van belang, goedkeuring onthouden aan het op 1 juli 2008 door de raad van de gemeente Helmond (hierna: de raad) vastgestelde plan van scholen basisonderwijs voor de periode 2009-2012, voor zover daarin een openbare basisschool in de wijk "Brandevoort fase 2" is opgenomen.
Tegen dit besluit hebben de raad en de stichting Stichting Openbare Basisscholen Helmond (hierna: de Stichting) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 26 februari 2009.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 augustus 2009, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. F.A.M. Coppes, ambtenaar in dienst van de gemeente, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.T.M. Arkensteijn, ambtenaar in dienst van de Centrale Financiën Instellingen, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 72, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO), voor zover hier van belang, zijn voor de toepassing van titel IV de voorschriften die betrekking hebben op bijzondere scholen, van overeenkomstige toepassing op openbare scholen die in stand worden gehouden door een stichting als bedoeld in artikel 48, tenzij het tegendeel blijkt.
Ingevolge artikel 74, eerste lid, voor zover thans van belang, kan de bekostiging van een openbare school slechts een aanvang nemen, indien zij voorkomt op een voor de gemeente van vestiging vastgesteld plan van nieuwe scholen.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, stelt de gemeenteraad het plan van nieuwe scholen elk jaar voor 1 augustus vast. Het plan behoeft de goedkeuring van de minister.
Ingevolge artikel 75, eerste lid, aanhef en onder a en b, gaat een voorstel van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad dat de opneming in het plan van een of meer openbare scholen bevat, vergezeld van een prognose van het te verwachten aantal leerlingen en de beschrijving van het voedingsgebied.
Ingevolge het derde lid, onderdeel c, onder 7˚, voor zover thans van belang, bevat de prognose, indien het betreft openbaar onderwijs waarvoor reeds een school binnen de gemeente aanwezig is, gegevens omtrent het belangstellingspercentage voor de openbare school of scholen binnen de gemeente. De prognose kan tevens gegevens bevatten naar aanleiding van de directe meting.
Ingevolge artikel 77, eerste lid, neemt de raad een bijzondere school in elk geval in het plan op, indien op grond van de bij het verzoek overgelegde gegevens aannemelijk is dat zij binnen vijf jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging en voorts gedurende vijftien jaar na die periode van vijf jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, wordt bij ministeriële regeling voor elke gemeente een stichtingsnorm vastgesteld.
Ingevolge artikel 79, vierde lid, onderdeel b, onder 1˚, voor zover thans van belang, onthoudt de minister zijn goedkeuring voor zover op grond van de bij het verzoek om goedkeuring overgelegde gegevens niet aannemelijk is dat een school overeenkomstig de artikelen 77 en 78 zal worden bezocht door het ingevolge artikel 77 vereiste aantal leerlingen.
Ingevolge het vierde lid, onder d, onthoudt de minister zijn goedkeuring voor zover niet is voldaan aan het bij en krachtens deze wet bepaalde met betrekking tot de prognoses.
2.2. De staatssecretaris heeft aan het besluit van 19 december 2008 ten grondslag gelegd dat op grond van de prognose, uitgaande van het gemeentelijk belangstellingspercentage in Helmond voor openbare scholen van 23,75%, niet aannemelijk is geworden dat de te stichten openbare school in de nog te bouwen wijk "Brandevoort fase 2" binnen vijf jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging zal voldoen aan de voor de gemeente Helmond geldende stichtingsnorm van 278 leerlingen.
2.3. De raad en de Stichting betogen dat de staatssecretaris bij de prognose ten onrechte is uitgegaan van het gemeentelijk belangstellingspercentage voor openbare scholen, in plaats van het volgens de directe meting berekende belangstellingspercentage voor openbare scholen in de wijk "Brandevoort fase 1" van 58,6%. Zij voeren aan dat het gemeentelijk belangstellingspercentage onvoldoende gegevens oplevert voor de bepaling van de behoefte in de wijk "Brandevoort fase 2", omdat de methode van de indirecte meting traag reageert op veranderingen in de samenleving. De bevolkingssamenstelling van die wijk zal volgens hen vergelijkbaar zijn met die van de wijk "Brandevoort fase 1" en aanzienlijk afwijken van die van de gemeente als geheel. In dit verband wijzen zij erop dat het werkelijk aantal leerlingen uit de wijk "Brandevoort fase 1" dat een openbare school bezoekt, niet strookt met het gemeentelijk belangstellingspercentage. De raad en de Stichting stellen dat, indien in de prognose wordt uitgegaan van de directe meting, aannemelijk is dat de op te richten openbare school zal voldoen aan de voor de gemeente Helmond geldende stichtingsnorm.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder met betrekking tot de aan de WPO voorafgegane Wet op het basisonderwijs heeft overwogen (uitspraak van 28 januari 1999 in zaak nr. E04980059; Gst. 2000, 7112), komt aan de directe meting slechts een beperkte aanvullende rol toe, voor het geval het gemeentelijk belangstellingspercentage onvoldoende gegevens oplevert voor de bepaling van de behoefte. Daarbij valt, zo blijkt uit de wetsgeschiedenis, onder meer te denken aan de situatie dat in nieuwbouwwijken de bevolkingssamenstelling aanzienlijk kan afwijken van de gemeente als geheel.
De door de raad en de Stichting gestelde traagheid van de indirecte meting is op zich zelf onvoldoende om het gemeentelijk belangstellingspercentage terzijde te stellen. Mogelijke toekomstige wetgeving die gunstiger is voor de directe meting, kan de ten tijde van het bestreden besluit geldende metingmethode, anders dan de raad ter zitting heeft betoogd, evenmin terzijde stellen. Toetsing van het besluit van 19 december 2008 dient plaats te vinden met inachtneming van het recht ten tijde van het nemen van dat besluit.
Het voedingsgebied van de te stichten openbare school is gelegen in de nog niet bestaande wijk "Brandevoort fase 2", terwijl de directe meting is verricht in de wijk "Brandevoort fase 1". Dat de bevolkingssamenstelling van die wijken vergelijkbaar zal zijn en aanzienlijk afwijken van de gemeente als geheel, berust op een veronderstelling en is daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt. De staatssecretaris heeft daarin terecht geen aanleiding gezien om het gemeentelijk belangstellingspercentage voor openbare scholen terzijde te stellen.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Larsson-van Reijsen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2009