ECLI:NL:RVS:2009:BJ8300
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.E.M. Polak
- E.J.A. Idema
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking erkenning voor periodieke keuringen voertuigen
In deze zaak heeft de Raad van State op 18 september 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van de Dienst Wegverkeer (RDW). De RDW had op 31 maart 2009 de erkenning van [wederpartij] voor het uitvoeren van periodieke keuringen van voertuigen tot en met 3500 kilogram ingetrokken voor een periode van zes weken. Dit besluit werd door [wederpartij] aangevochten, waarna de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam op 15 juli 2009 het bezwaar van [wederpartij] gegrond verklaarde en de intrekking van de erkenning voor een periode van drie weken herstelde, met ingang van 1 september 2009.
De RDW heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 10 september 2009 heeft de RDW gesteld dat het treffen van een voorlopige voorziening in het belang van [wederpartij] is, omdat dit zou voorkomen dat de intrekking van de erkenning gedurende zes opeenvolgende weken zou plaatsvinden. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft echter geoordeeld dat het belang van de verkeersveiligheid, zoals door de RDW gesteld, niet voldoende spoedeisend was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter concludeerde dat de intrekking van de erkenning al was geregeld voor de duur van drie weken en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom moest worden afgewezen.
De beslissing van de voorzitter werd genomen in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij werd vastgesteld dat er geen voldoende spoedeisend belang was bij het treffen van de gevraagde voorziening. De proceskosten werden niet voor vergoeding in aanmerking gebracht. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 september 2009.