200809293/1/H1.
Datum uitspraak: 23 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Agrimarkt B.V., gevestigd te Wemeldinge, gemeente Kapelle,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 17 november 2008 in zaak nr. 08/245 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Agrimarkt B.V.
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen.
Bij besluit van 14 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen (hierna: het college) geweigerd aan Agrimarkt B.V. (hierna: Agrimarkt) bouwvergunning te verlenen voor het veranderen van een bedrijfspand aan de Kerkhoflaan 55 te Terneuzen (hierna: het perceel) tot supermarkt.
Bij besluit van 21 november 2006 heeft het college het door Agrimarkt daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 mei 2007, nrs.06/645, 06/650, 06/1380, 06/1381 en 06/1382, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door Agrimarkt daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de besluiten van 21 november 2006 en van 14 maart 2006 vernietigd. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat op 8 maart 2006 van rechtswege bouwvergunning is verleend voor het veranderen van het bedrijfspand op het perceel tot supermarkt.
Bij brief van 1 juni 2007 heeft het college aan het kerkgenootschap Evangelische Gemeente Terneuzen (hierna: EGT) medegedeeld dat aan Agrimarkt op 8 maart 2006 van rechtswege bouwvergunning is verleend voor de verbouw van het bedrijfspand op het perceel tot supermarkt.
Bij besluit van 23 januari 2008 heeft het college, voor zover thans van belang, het door EGT daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, de vergunning van rechtswege van 8 maart 2006 herroepen en de bouwvergunning alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 17 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door Agrimarkt daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Agrimarkt bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 januari 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
EGT heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 augustus 2009, waar Agrimarkt, vertegenwoordigd door A.C. Lindenberg, werkzaam in haar dienst, bijgestaan door mr. R.E. Wannink, advocaat te Boxtel, en het college, vertegenwoordigd door N.E.M. van Hurck, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting EGT, vertegenwoordigd door A. Hoofer, bijgestaan door mr. J.A. Platteeuw, advocaat te Middelburg, als partij gehoord.
2.1. Agrimarkt betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college het bezwaar van EGT ten onrechte ontvankelijk heeft geacht. EGT kon door de publicatie van de voorliggende aanvraag op de hoogte zijn van de procedure en derhalve ook van het verstrijken van de termijn waarbinnen op die aanvraag moest worden beslist, zodat het indienen van een bezwaarschrift tegen de van rechtswege verleende bouwvergunning na afloop van de daarvoor gestelde termijn niet verschoonbaar is, aldus Agrimarkt.
2.1.1. Ingevolge artikel 46, vijfde lid, van de Woningwet, wordt verlening van de bouwvergunning van rechtswege aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Ingevolge artikel 58 wordt de eigenaar of hoofdgebruiker van een naburig ander gebouw, overeenkomstig bij de bouwverordening gegeven voorschriften, door burgemeester en wethouders binnen twee weken na de dag waarop een bouwvergunning van rechtswege is verleend, schriftelijk van deze verlening in kennis gesteld.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.1.2. Bij brief van 1 juni 2007 heeft het college EGT van de verlening van bouwvergunning van rechtswege op 8 maart 2006 in kennis gesteld en vermeld dat binnen veertien dagen na ontvangst van die brief daartegen bezwaar kan worden gemaakt. Naar aanleiding van deze brief, heeft EGT bij brief van 13 juni 2007 tegen de van rechtswege verleende bouwvergunning bezwaar gemaakt. Weliswaar is de voor het indienen van het bezwaar geldende termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb hiermee overschreden, maar de termijnoverschrijding is verschoonbaar, nu EGT eerst bij de brief van 1 juni 2007 in kennis is gesteld van het feit dat van rechtswege aan Agrimarkt bouwvergunning is verleend en van de dag waarop.
2.2. Agrimarkt betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat artikel 2.5.30, eerste lid, van Bouwverordening van de gemeente Terneuzen (hierna: de bouwverordening) aan verlening van bouwvergunning in de weg staat. Daartoe voert zij in de eerste plaats aan dat het college de parkeernormen in de bouwverordening ten onrechte opnieuw van toepassing heeft geacht, nu deze reeds bij de realisering van de thans op het perceel aanwezige meubelzaak zijn toegepast. Zij wijst er in dit verband op dat het bouwplan niet in een wijziging van het gebruik voorziet. Bovendien ziet het bouwplan op een verkleining van het vloeroppervlak, aldus Agrimarkt.
2.2.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Woningwet, voor zover thans van belang, moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen niet voldoet aan de bouwverordening.
Ingevolge artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid:
a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
2.2.2. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan voor het veranderen van het desbetreffende pand en het wijzigingen van de bedrijfsvorm, leidt tot een wijziging van het gebruik met ruimtelijk relevante gevolgen voor onder andere de parkeerbehoefte. Voorts is bij het verlenen van een bouwvergunning voor de meubelzaak geen ontheffing van de in artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening gestelde parkeereis verleend, zo heeft het college ter zitting van de Afdeling onweersproken gesteld. Voor het oordeel dat de parkeernormen in de bouwverordening niet opnieuw van toepassing zijn, dan wel dat daarvan met het verlenen van een bouwvergunning voor de meubelzaak voor het voorliggende bouwplan impliciet ontheffing is verleend, bestaat dan ook geen grond.
2.2.3. Voorts betoogt Agrimarkt dat, zo het college de parkeernormen al terecht van toepassing heeft geacht, met het realiseren van het bouwplan aan de in artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening gestelde parkeereis wordt voldaan, omdat in de omgeving voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Indien al van een tekort aan parkeerplaatsen sprake is, dient dit tekort buiten beschouwing te blijven, nu het bouwplan slechts ziet op geringe bouwkundige aanpassingen, aldus Agrimarkt.
2.2.3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan voorziet in 35 parkeerplaatsen op het onbebouwde terrein dat bij de op te richten supermarkt hoort en dat dit, gelet op de omvang en de bestemming van deze supermarkt, niet voldoende is. Aldus wordt niet voldaan aan de in artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening neergelegde parkeereis. De omstandigheid dat, naar Agrimarkt stelt, in de directe nabijheid voldoende parkeergelegenheid beschikbaar zou zijn, kan niet leiden tot een ander oordeel, reeds omdat in artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening uitdrukkelijk is bepaald dat de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
Het betoog faalt reeds hierom.
2.2.4. Agrimarkt betoogt in dit verband ten slotte dat de rechtbank heeft miskend dat het college een ontheffing als bedoeld in artikel 2.5.30, vierde lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening had moeten verlenen. Daartoe voert zij aan dat in de omgeving voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn, te weten 24 rondom gelegen openbare parkeerplaatsen, 42 parkeerplaatsen op het terrein van EGT en 48 parkeerplaatsen op het terrein van de stichting Clavis. Voorts doen zich in dit geval bijzondere omstandigheden voor, nu op het perceel eerder al een detailhandelsbedrijf was gevestigd, aldus Agrimarkt.
2.2.4.1. Volgens het besluit van 23 januari 2008 heeft het college afgezien van het verlenen van ontheffing van de parkeereis, omdat zich geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 2.5.30, vierde lid, aanhef en onder a, van de bouwverordening voordoen. De realisering van het bouwplan zal geen zodanig geringe verkeersaantrekkende werking met zich brengen, dat het vasthouden aan de parkeernormen daarmee niet in verhouding staat, aldus het college. Voorts heeft het college ter zitting van de Afdeling desgevraagd te kennen gegeven dat het, zo Agrimarkt al met EGT en de stichting Clavis overeenstemming zal bereiken ten aanzien van het gebruik van voormelde parkeerplaatsen ten behoeve van de op richten supermarkt, daarin geen grond ziet om ontheffing van de in artikel 2.5.30, eerste lid, van de bouwverordening neergelegde parkeereis te verlenen. Het gebruik van de parkeerplaatsen van de aan de overzijde van een drukke weg gelegen stichting Clavis door bezoekers van de supermarkt zal een onveilige en derhalve ongewenste situatie met zich brengen, aldus het college.
Gegeven deze motivering, heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college niet heeft mogen afzien van het verlenen van ontheffing van artikel 2.5.30, vierde lid, van de bouwverordening. Aan de omstandigheid dat op het perceel reeds een detailhandelsbedrijf was gevestigd, heeft het college, zoals hiervoor onder 2.2.2 overwogen, terecht niet de betekenis gehecht, als door Agrimarkt voorgestaan.
2.2.5. De conclusie is dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college, gelet op artikel 44, aanhef en eerste lid, onder b, van de Woningwet, de bouwvergunning moest weigeren.
2.3. Voor zover Agrimarkt voorts in algemene zin naar de overige door haar in beroep aangevoerde beroepsgronden verwijst, is dat evenzeer tevergeefs. De rechtbank heeft deze behandeld en beoordeeld. Agrimarkt heeft niet betoogd dat en waarom de desbetreffende overwegingen van de rechtbank niet juist zijn.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2009