ECLI:NL:RVS:2009:BJ7187

Raad van State

Datum uitspraak
4 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903362/1/R2 en 200903362/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor wijziging veebestand nabij Natura 2000-gebied Kempenland-West

Op 4 september 2009 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen de Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (hierna: MOB) en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. MOB had beroep ingesteld tegen een besluit van het college, dat op 27 maart 2009 een vergunning had verleend voor het veranderen van het veebestand van een melkrundveehouderij nabij het Natura 2000-gebied 'Kempenland-West'. De vergunning was verleend onder voorwaarden met betrekking tot de ammoniakdepositie op het Natura 2000-gebied.

MOB betwistte de wijze waarop het college de effecten van de ammoniakdepositie had beoordeeld en verzocht de voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 20 augustus 2009 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel MOB als het college vertegenwoordigd waren. De voorzitter oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat er geen beletsel was om onmiddellijk uitspraak te doen.

De Raad van State oordeelde dat het bestreden besluit niet berustte op een deugdelijke motivering, omdat het college de effecten van de ammoniakdepositie op het Natura 2000-gebied niet correct had beoordeeld. Het beroep van MOB werd gegrond verklaard, het besluit van het college werd vernietigd, en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van MOB en het griffierecht.

Uitspraak

200903362/1/R2 en 200903362/2/R2.
Datum uitspraak: 4 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., gevestigd te Nijmegen,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2009, kenmerk 1464046/1521541, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend aan [vergunninghouder] voor het veranderen van het veebestand voor de veehouderij aan de [locatie 1] te [plaats] in de nabijheid van het Natura 2000-gebied "Kempenland-West".
Tegen dit besluit heeft de coöperatie met uitgesloten aansprakelijkheid Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. (hierna: MOB) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 mei 2009, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft MOB de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 augustus 2009, waar MOB, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, juridisch adviseur, en het college vertegenwoordigd door mr. N.E. Gradisen, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Verder is als partij [vergunninghouder] gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. [vergunninghouder] exploiteert een melkrundveehouderij aan de [locatie 1] te [plaats], in de omgeving van het Natura 2000-gebied Kempenland-West. De vergunningaanvraag ziet op een uitbreiding van het veebestand op de melkrundveehouderij. Voor de uitbreiding zijn ammoniakrechten aangekocht van een melkrundveebedrijf aan de [locatie 2], waarvan de exploitatie inmiddels is beëindigd.
2.3. Het college heeft de vergunning verleend onder het voorschrift dat de jaargemiddelde depositie van het bedrijf op het Natura 2000-gebied Kempenland-West niet meer dan 21,03 mol N/ha/jr, mag bedragen.
Bij de beoordeling van de effecten van de ammoniakdepositie op het Natura 2000-gebied Kempenland-West heeft het college de aangevraagde situatie vergeleken met de op 1 oktober 2005 geldende milieuvergunning voor het bedrijf van [vergunninghouder] en de melding op grond van het Besluit melkrundveehouderijen van het bedrijf aan de [locatie 2]. Aangezien de ammoniakdepositie en -emissie in de aangevraagde situatie minder is dan de ammoniakdepositie en -emissie op grond van de op 1 oktober 2005 vergunde en gemelde situatie is het college van oordeel dat de aangevraagde situatie geen negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Kempenland-West zal hebben.
2.4. MOB heeft onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 1 april 2009, in zaaknrs.
200802600/1/R2en
200807857/1/R2onder meer betoogd dat het college op onjuiste wijze de effecten van de ammoniakdepositie op het Natura 2000-gebied Kempenland-West heeft beoordeeld.
2.5. Ter zitting heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de aan het besluit ten grondslag gelegde beoordeling van de effecten van de ammoniakdepositie gelet op de hiervoor vermelde uitspraken dient te worden heroverwogen.
2.6. Gelet hierop geeft hetgeen MOB heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven thans geen bespreking.
2.7. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.8. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 27 maart 2009, kenmerk 1464046/1521541;
III. wijst het verzoek af;
IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., in verband met de behandeling van het beroep en het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A., het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 300,00 (zegge: driehonderd euro) voor de behandeling van het beroep en het verzoek vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Verbeek
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2009
388.