200808601/1/H2.
Datum uitspraak: 2 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 21 oktober 2008 in zaak nr. 07/1316 in het geding tussen:
de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst Toeslagen (lees: de Belastingdienst/Toeslagen).
Bij besluit van 30 januari 2007 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) het voorschot zorgtoeslag van [appellant], voor zover thans van belang, voor 2006 herzien en daarmee op nihil vastgesteld.
Bij besluit van 9 januari 2008 heeft de Belastingdienst het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 oktober 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 november 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 29 december 2008.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.R. Ali, advocaat te 's-Hertogenbosch, en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. A.D. Schreutelkamp, werkzaam bij de Belastingdienst, zijn verschenen.
2.1. De Belastingdienst heeft in zijn verweerschrift tevergeefs betoogd dat het procesbelang van [appellant] is komen te ontvallen omdat op het tegen het in dit verband genoemde besluit van 19 juni 2008 gemaakte bezwaar nog niet is beslist. [appellant] heeft dan ook belang bij de uitkomst van de procedure over de herziening van het voorschot.
2.2. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) verleent de Belastingdienst, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge artikel 1 van het Besluit van 15 december 2006 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet sociale verzekeringen 2007 (Staatsblad 2006, nr. 704) in samenhang gelezen met artikel XVIIIA. van de Wet van 30 november 2006 tot wijziging van enige socialeverzekeringswetten en enige andere wetten (Verzamelwet sociale verzekeringen 2007) (Staatsblad 2006, nr. 703) is, voor zover thans van belang, de vernummering van het derde lid van artikel 16 van de Awir tot het vierde lid, in werking getreden op 1 januari 2007.
Ingevolge artikel 16, vierde lid, van de Awir kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
2.3. Niet is geschil is dat [appellant] in 2006 niet rechtmatig verbleef in Nederland.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank op onjuiste gronden heeft geoordeeld dat de Belastingdienst het beroep op het vertrouwensbeginsel niet heeft hoeven te honoreren. In dit verband voert [appellant] aan dat de Belastingdienst niet zo spoedig als mogelijk een herzieningsbesluit heeft genomen en dat de Belastingdienst maandelijks inkomstenbelasting en premie volksverzekering op zijn uitkering heeft ingehouden.
2.5. Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 22 juli 2009 in zaak nr.
200808882/1/H2), vloeit uit het bepaalde in artikel 16, eerste lid, gelezen in samenhang met het vierde lid, van de Awir, voort dat aan de verlening van een voorschot geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van voormelde bepaling (Kamerstukken II, vergaderjaar 2004/05, 29 764, nr. 3, p. 48 en 49) kan worden afgeleid dat bedoeld is dat een verleend voorschot kan worden herzien, indien na de verlening blijkt dat dit tot een hoger of lager bedrag is toegekend, dan dat waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld. Dat is in dit geval niet anders. Uit genoemde wetsgeschiedenis kan tevens worden afgeleid dat tot het moment dat de tegemoetkoming is toegekend, het voorschot kan worden herzien. Ook kan [appellant] aan de omstandigheid dat de Belastingdienst maandelijks inkomstenbelasting en premie volksverzekering op zijn uitkering heeft ingehouden geen gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat een met het voorschot overeenkomende aanspraak op zorgtoeslag bestaat.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009