200807323/1/R2.
Datum uitspraak: 2 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Bij besluit van 18 juli 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Arnhem (hierna: de raad) bij besluit van 25 februari 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Malburgen-Oost".
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 september 2008, beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juli 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Pol, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door B. Lagerberg en mr. G. Paling, ambtenaren in dienst van de gemeente.
2.1. Malburgen-Oost behelst het plangebied ten oosten van de groene singel Visserslaan-Lisdoddelaan tot en met de nieuwe woningbouw in het plan "Stadseiland" en naar het zuiden tot en met de bestaande Immerloofflats. Het plan voorziet deels in het vastleggen van de bestaande situatie in de zogenaamde beheergebieden. Daarnaast voorziet het plan in het vastleggen van ruimtelijke ontwikkelingen die door verleende vrijstellingen van het vorige plan hebben plaatsgevonden. Voorts voorziet het plan in de juridische basis voor een vijftal met name genoemde ruimtelijke ontwikkelingen: de bouw van drie urban villa's, vervangende nieuwbouw langs de Huissensestraat en de Waterlelielaan, een multifunctioneel centrum ter plaatse van de Zwanebloemlaan en een recreatieve functie langs de Ir. Molsweg.
2.2. Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder d, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan een belanghebbende, voor zover hier van belang, beroep instellen tegen een besluit omtrent goedkeuring van een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.1. De wetgever heeft het beroepsrecht beperkt tot rechtstreeks belanghebbenden teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid dan ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.3. [appellant] woont hemelsbreed op ruim 350 meter van het plangebied. Bij brief van 29 januari 2009 heeft hij desgevraagd aangegeven waarin volgens hem zijn rechtstreeks belang bij het besluit omtrent goedkeuring van het plan gelegen is. Ter zitting heeft hij dit toegelicht en nader aangevuld.
2.4. [appellant] stelt dat het volbouwen van het Bakenhofpark, dat voor hem persoonlijk betekenis had, en de nieuwbouw aan de Waterlelielaan periodiek een toename van het autoverkeer over de Huissensestraat tot gevolg heeft. Volgens [appellant] brengt dit filevorming voor zijn huis aan het Sint Gangulphusplein met zich en leidt dit tot geluidsoverlast en tot nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit.
Voorts stoort [appellant] zich aan de toren van 58,5 meter bij de rotonde aan de Huissensestraat, welke rotonde volgens hem bovendien illegaal is aangelegd. Ook is [appellant] van mening dat de ruimtelijke uitstraling van de nieuwbouw aan de Huissensestraat dermate groot is, dat hij in zijn belang wordt geraakt.
2.5. De Afdeling stelt vast dat de woning van [appellant] niet is gelegen aan de Huissensestraat, die als één van de ontsluitingswegen van het plangebied fungeert. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de in het plan voorziene woningbouw zal leiden tot de door hem gestelde toename van gemotoriseerd verkeer in zijn eigen straat.
Ter zitting is voorts gebleken dat [appellant] vanuit zijn woning op de eerste verdieping geen zicht heeft op de toren, de rotonde en het park, welke op circa één kilometer van de woning van [appellant] zijn gelegen. Evenmin heeft hij zicht op de nieuw te bouwen flats aan de Huissensestraat, die zich op 375 meter van zijn woning bevinden.
Gelet op de ligging van de woning van [appellant] en de afstand daarvan tot het plangebied, is in de door hem gestelde verkeerstoename, noch in de ruimtelijke uitstraling van de toren, van de rotonde en van de flats aan de Huissensestraat een belang gelegen dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. In de omstandigheid dat het voormalige Bakenhofpark voor [appellant] van betekenis was omdat hij juist daar naartoe ging om tot rust te komen, is geen eigen, persoonlijk belang gelegen dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen.
2.6. Voor zover [appellant] zich rechtstreeks benadeeld acht door het plan, nu dit in het noordelijk deel van de nieuwbouwwijk Bakenhof voorziet in woonbebouwing direct tegen de bestaande primaire waterkering, hetgeen tot schade aan de dijk en tot een mogelijke dijkdoorbraak met onvoldoende evacuatietijd kan leiden en omdat hij vragen heeft bij de grondtransacties met betrekking tot het plandeel dat ziet op de nieuwbouw in het park Bakenhof en bij de integriteit van een voormalige betrokken ambtenaar, overweegt de Afdeling dat [appellant] ook in zoverre geen eigen, persoonlijk belang heeft, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen.
2.7. De conclusie is dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb en dat hij daartegen ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder d, van de WRO, geen beroep kan instellen.
Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009