200903026/2/R3.
Datum uitspraak: 25 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. de vereniging Vereniging Bewoners Belangen Kostverlorenstraat e.o., gevestigd te Zandvoort, en anderen,
2. [verzoeker sub 2], wonend te Zandvoort,
verzoekers,
de raad van de gemeente Zandvoort,
verweerder.
Bij besluit van 27 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Zandvoort (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer de vereniging Vereniging Bewoners Belangen Kostverlorenstraat e.o. en anderen (hierna: de vereniging en anderen) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2009, en [verzoeker sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 april 2009, heeft de vereniging de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2009, heeft [verzoeker sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 4 augustus 2009, waar de vereniging en anderen, vertegenwoordigd door mr. drs. J.P.A. Stolk, en [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door mr. J.Chr. Rube, advocaat te Haarlem, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C. Binnerts, advocaat te Haarlem, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Het verzoek van de vereniging en anderen
2.2. De voorzitter overweegt allereerst dat het niet op voorhand vaststaat dat de Afdeling in de bodemprocedure het beroep voor zover ingediend door de vereniging, [[vier indieners] ontvankelijk zal achten, nu daaraan mogelijk de belanghebbendheid dan wel het feit dat geen zienswijze tegen het ontwerpplan is ingebracht bij de raad in de weg staat. Omdat in ieder geval een aantal van de andere indieners van het beroep als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt en zienswijzen en bedenkingen hebben ingediend, zal naar het oordeel van de voorzitter sprake zijn van een, in zoverre, ontvankelijk beroep.
2.3. Het verzoek is gericht tegen het plan voor zover daarin de bestemming "Verkeersdoeleinden" is toegekend aan de voormalige busbaan op de Prinsesseweg en de bestemming "Woondoeleinden nader uit te werken" op gronden gelegen aan de Prinsesseweg.
2.4. De voorzitter ziet geen aanleiding voor de verwachting dat zich onomkeerbare gevolgen zullen voordoen voordat door de Afdeling uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Daartoe acht hij van belang dat de bestemming "Verkeersdoeleinden" op de voormalige busbaan op de Prinsesseweg reeds is verwezenlijkt, in die zin dat deze gehele weg overeenkomstig het op grond van die bestemming toegestane gebruik is ingericht. Voorts acht hij van belang dat ingevolge artikel 17A, tweede lid, van de planvoorschriften op gronden met de bestemming "Woondoeleinden nader uit te werken" slechts mag worden gebouwd in overeenstemming met een nader uitgewerkt plan dat rechtskracht heeft verkregen. Ter zitting is van de zijde van de raad aangegeven dat met de voorbereiding van een dergelijk plan naar verwachting pas half 2010 kan worden aangevangen, nadat zekerheid is verkregen over de verplaatsing van de thans ter plaatse gevestigde bibliotheek en crèche.
Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat een spoedeisend belang tot het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
Het verzoek van [verzoeker sub 2]
2.6. Het verzoek is gericht tegen het plan voor zover dat voorziet in de bestemming "Verkeersdoeleinden" op een deel van het perceel van [verzoeker sub 2] aan de [locatie], teneinde ter plaatse een rotonde te kunnen realiseren. De door [verzoeker sub 2] aangevoerde bezwaren tegen de voorziene rotonde betreffen onder meer de belangenafweging, de luchtkwaliteit, onvoldoende motivering van de keuze voor de rotonde en onvoldoende onderzoek naar alternatieven.
2.7. De voorzitter stelt voorop dat de realisatie van de rotonde niet ter hand kan worden genomen zolang bedoelde gronden in eigendom zijn van [verzoeker sub 2].
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzitter gebleken dat het gemeentebestuur een onteigeningsbesluit heeft genomen betreffende de gronden van [verzoeker sub 2]. Nu eventuele onteigening ter uitvoering van het plan eerst dan kan plaatsvinden nadat dit plan onherroepelijk is geworden, is de voorzitter niet gebleken van een spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
2.8. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Vogel-Carprieaux
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2009