200900195/1/H2.
Datum uitspraak: 26 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Goes,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 27 november 2008 in zaak nr. 08/261 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Goes.
Bij besluit van 15 september 2005 heeft de raad van de gemeente Goes (hierna: de gemeenteraad), voor zover thans van belang, aan [appellant] vergoeding van planschade ten bedrage van € 2.500,00, vermeerderd met wettelijke rente, toegekend.
Bij besluit van 24 januari 2008 heeft de gemeenteraad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 14 augustus 2009.
2.1. Ingevolge artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), zoals die wet luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, kent de gemeenteraad voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van een besluit omtrent vrijstelling als bedoeld in artikel 19 schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.2. [appellant], eigenaar van het perceel met woning aan de [locatie a] in Goes (hierna: de onroerende zaak), heeft verzocht om vergoeding van planschade ten gevolge van de met toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO verleende vrijstelling van het bestemmingsplan "Noord-I, 1968, herziening 1973" voor de vestiging van een restaurant in het pand [locatie b].
De gemeenteraad heeft het verzoek ter advisering voorgelegd aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ), die in haar advies van maart 2005 de waarde van de onroerende zaak voorafgaande aan de planologische wijziging op peildatum 31 oktober 2003 op € 267.000,00 heeft getaxeerd en na de planologische wijziging op € 264.500,00. Volgens het advies van de SAOZ is [appellant] door de planologische wijziging slechts in zeer geringe mate in een nadeliger positie komen te verkeren en bedraagt de daaruit voortvloeiende schade € 2.500,00.
[appellant] heeft in bezwaar een rapport van A.C. Rennen, Register Vastgoed Taxateur bij Vectro Makelaars en Taxateurs te Heinkenszand (hierna: Rennen), van 20 januari 2006 overgelegd. Volgens dat rapport is de waarde van de onroerende zaak op peildatum 17 februari 2004 € 304.000,00 en na de inbedrijfstelling van het restaurant € 274.000,00, en bedraagt de schade € 30.000,00.
De gemeenteraad heeft dit rapport voorgelegd aan de SAOZ, die in haar aanvullend rapport van 2 oktober 2007 daarop heeft gereageerd en haar eerdere advies heeft gehandhaafd.
De gemeenteraad heeft het besluit van 24 januari 2008, waarbij de toegekende planschadevergoeding van € 2.500,00 is gehandhaafd, gebaseerd op de adviezen van de SAOZ van maart 2005 en 2 oktober 2007.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank de SAOZ ten onrechte als een onafhankelijke deskundige heeft beschouwd op wier advies de gemeenteraad in beginsel mocht afgaan.
Volgens vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 februari 2009 in zaak nr.
200804978/1) is de SAOZ te beschouwen als een onafhankelijke deskundige op het gebied van planschade. Dat, zoals [appellant] heeft gesteld, de gemeenteraad altijd de SAOZ inschakelt bij verzoeken om planschadevergoeding betekent niet dat deze adviseur niet onafhankelijk is. [appellant] heeft voorts zijn stelling dat de SAOZ altijd laag waardeert en dat mag worden aangenomen dat de gemeenteraad de SAOZ verzoekt de waarderingen zo laag mogelijk te houden, niet met enig bewijs gestaafd. Het betoog faalt.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank gelet op de beperkte inhoud van het advies van de SAOZ van maart 2005 ten onrechte heeft overwogen dat hij met het taxatierapport van Rennen niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit advies van de SAOZ onzorgvuldig tot stand is gekomen of dat daaraan anderszins gebreken kleven, en dat van hem ook niet kan worden gevergd dit aannemelijk te maken anders dan door middel van het door hem overgelegde rapport van Rennen.
Dat het advies van de SAOZ beperkt is gebleven tot slechts beschrijvingen van de feitelijke situatie, de planologische regimes en het wettelijk toetsingskader alsmede vermelding van de waarde en de schade, zoals [appellant] stelt, mist feitelijke grondslag. In het advies van de SAOZ van maart 2005 is het planologische kader van voor het vrijstellingsbesluit met dat van daarna vergeleken en zijn de gevolgen van de planologische wijziging benoemd en gewaardeerd. Anders dan [appellant] stelt, heeft de SAOZ derhalve een planologische vergelijking gemaakt.
De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat de enkele omstandigheid dat Rennen de planschade hoger heeft getaxeerd dan de SAOZ, onvoldoende is om het advies van de SAOZ voor onjuist te houden. De rechtbank heeft terecht geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de gemeenteraad niet mocht afgaan op het advies van de SAOZ. Volgens het aanvullende advies van de SAOZ van 2 oktober 2007 is Rennen uitgegaan van een onjuiste peildatum, hetgeen door [appellant] niet is weersproken. Voorts heeft Rennen geen volwaardige planologische vergelijking gemaakt in die zin, dat niet duidelijk is of hij de maximale invulling van de oude planologische situatie volledig heeft meegewogen. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat uit het aanvullende advies van de SAOZ van 2 oktober 2007 kan worden afgeleid dat de planschade ongeveer 5% van de waarde van de onroerende zaak en derhalve ruim € 13.000,00 bedraagt, slaagt evenmin. In dit advies staat dat bij een planologische positie die als enigszins nadeliger wordt aangemerkt, de omvang van de waardevermindering is beperkt tot circa 5% van de waarde vóór de planologische wijziging. Gelet op de context waarin de SAOZ dit heeft vermeld is daarmee niet bedoeld dat bij een enigszins nadeliger situatie standaard een waardevermindering van 5% van toepassing is, zoals [appellant] stelt, maar dat daarbij een marge van 0% tot 5% kan worden aangehouden.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2009