200900837/1/H1.
Datum uitspraak: 26 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Castricum,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 22 december 2008 in zaak nr. 08/1615 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Castricum.
Bij besluit van 10 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Castricum (hierna: het college) aan de gemeente Castricum vrijstelling verleend voor het herinrichten van de Soomerwegh tussen de rotonde Oranjelaan en de C.F. Smeetslaan te Castricum.
Bij uitspraak van 22 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 februari 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door D. Bruin, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. De, inmiddels reeds gerealiseerde, herinrichting bestaat uit het verplaatsen van het tracé van de Soomerwegh in westelijke richting met een middenberm tussen de twee rijbanen en wijziging van de aansluitingen van de Soomerwegh op de rotonde C.F. Smeetslaan en de rotonde Oranjelaan.
2.2. Ter plaatse van de herinrichting gelden de bestemmingsplannen "Bebouwingsvoorschriften Molendijk", "Winkelcentrum Geesterduin" en "Noord-End". Vast staat dat het project in strijd is met deze bestemmingsplannen. In verband met deze strijdigheid heeft het college krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet bevoegd was om vrijstelling te verlenen omdat het herinrichtingsplan niet voldoet aan de in artikel 13, aanhef en onder D van het bestemmingsplan "Geesterduin" opgenomen voorwaarden.
2.3.1. Dit betoog faalt. Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen heeft het college geen gebruik gemaakt van de in artikel 13, aanhef en onder D, van het bestemmingsplan "Geesterduin" opgenomen vrijstellingsmogelijkheid. Dit planvoorschrift is in onderhavig geval derhalve niet van toepassing.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling van het bestemmingsplan heeft kunnen verlenen.
2.4.1. Het betoog van [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat er geen noodzaak bestaat voor herstructurering van de Soomerwegh, faalt. De ruimtelijke onderbouwing van de herinrichting is neergelegd in het rapport "Aanpassing vrijstelling infrastructuur Soomerwegh tussen de Rotonde Oranjelaan en de C.F. Smeetslaan" van december 2007. Hierin is vermeld dat het herinrichtingsplan beoogt te voorzien in een wenselijke verbetering van de verkeersafwikkeling rond het centrum van Castricum. Hoewel het college reeds bij besluit van 12 september 2007 vrijstelling heeft verleend voor de herinrichting van de C.F. Smeetslaan tussen de Dorpsstraat en de Dr. De Jonghweg en de Soomerwegh tussen de C.F. Smeetslaan en de rotonde Oranjelaan, heeft het college een wijziging van dit herinrichtingsplan van de Soomerwegh nodig geacht omdat de aanvankelijk geplande parkeerkelder onder het gemeentehuis niet wordt aangelegd. Bovendien wil het college meer bomen handhaven, alsmede een betere groenstructuur en ruimtelijke kwaliteit dan in het aanvankelijke herinrichtingsplan was voorzien.
2.4.2. Geen grond bestaat voor het oordeel dat de verkeersveiligheid ten gevolge van de herinrichting zal verslechteren. Uit de ruimtelijke onderbouwing volgt dat de aansluiting van de Soomerwegh op de twee rotondes het sluipverkeer in de omringende wijken zal verminderen en dat het minder lang zal duren voordat men de kruising over kan steken, waardoor gevaarlijke situaties als roodlichtnegatie worden voorkomen. Volgens de ruimtelijke onderbouwing wordt door de aansluiting van de Soomerwegh op de rotondes de situatie voor fietsers eveneens aanzienlijk verbeterd. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat deze conclusies, zoals [appellant] aanvoert, onjuist zijn. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [appellant] zijn stelling dat er van sluipverkeer geen sprake is, niet heeft onderbouwd. Evenmin is er aanleiding om aan te nemen dat de veiligheid van fietsers wordt verslechterd door de aanpassingen van de fietspaden ter hoogte van de rotondes. Het college heeft voor het bepalen van de breedte van de fietspaden de richtlijnen uit de "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" uit 2004 van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW) als uitgangspunt genomen. Het CROW hanteert als richtlijn een breedte van minimaal 1,75 meter en geeft aan dat het uit praktische overwegingen in verband met onderhoud en gladheidbestrijding wenselijk is om een breedte van minimaal 2,00 meter aan te houden. De fietspaden langs dit deel van de Soomerwegh en ter hoogte van de rotondes zijn 2,00 meter breed en voldoen daarmee aan de in het CROW opgenomen richtlijnen. De door [appellant] genoemde onduidelijke verkeerssituatie ten gevolge van het doodlopen van het fietspad ter plaatse van het gemeentehuis ziet op de uitvoering van het herinrichtingsplan en kan derhalve bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het vrijstellingsbesluit geen rol spelen. Aan het betoog van [appellant] dat de aansluiting van de rotonde met de Dorpsstraat voor fietsers onwenselijk is wordt eveneens voorbij gegaan. Deze rotonde maakt geen deel uit van het herinrichtingsplan en is in deze procedure niet aan de orde. In zoverre heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college de vrijstelling had moeten weigeren.
2.4.3. Ondanks het feit dat de herinrichting ertoe heeft geleid dat een deel van de beplanting in de omgeving van de woning van [appellant] is verwijderd, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het woon- en leefklimaat in de buurt ten gevolge van de herinrichting zodanig wordt aangetast dat het college de vrijstelling om die reden had moeten weigeren. Hierbij is in aanmerking genomen dat uit het aan het vrijstellingsbesluit ten grondslag liggende rapport van Goudappel Coffeng "Actualisatie toetsing Structuurplan Geesterduin aan Wet geluidhinder en Besluit Luchtkwaliteit" van 18 juni 2007 volgt dat aan de luchtkwaliteitseisen en, mits geluidsreducerend asfalt wordt aangebracht, aan de geluidsnormen zal worden voldaan en dat deze bevindingen door [appellant] ook niet gemotiveerd worden betwist. Bovendien heeft de verlegging van de rijbaan in westelijke richting ertoe geleid dat de afstand van de weg tot de woning van [appellant] aan de [locatie] met 5 meter is vergroot en kan door de aanleg van de middenberm over het gehele betreffende gedeelte van de Soomerwegh een groot aantal bomen worden gehandhaafd, dan wel herplant.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2009