ECLI:NL:RVS:2009:BJ6057

Raad van State

Datum uitspraak
26 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806239/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan intensieve veehouderij door college van gedeputeerde staten van Overijssel

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van een bestemmingsplan door het college van gedeputeerde staten van Overijssel, dat betrekking heeft op de intensieve veehouderij in de gemeente Olst-Wijhe. Het college heeft op 17 juni 2008 besloten om goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan dat door de gemeenteraad op 3 december 2007 is vastgesteld. Dit bestemmingsplan betreft een partiële herziening van de bestemmingsplannen voor het buitengebied van Olst-Wijhe, specifiek gericht op de intensieve veehouderij. Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun bezwaren hebben geuit over de gevolgen van het bestemmingsplan voor de gezondheid, stank- en geluidsoverlast, en de impact op de woonomgeving en infrastructuur.

De Raad van State heeft de zaak op 14 juli 2009 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de appellanten niet tijdig een zienswijze hebben ingediend bij de gemeenteraad, wat hen niet-ontvankelijk maakt in hun beroep. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de goedkeuring van het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Wet op de Ruimtelijke Ordening en dat de bezwaren van de appellanten niet opwegen tegen de wettelijke bepalingen die het college in acht heeft genomen. De Raad heeft vastgesteld dat het bestemmingsplan de doorwerking van het beleid voor de intensieve veehouderij uit het reconstructieplan Salland-Twente volgt en dat de appellanten geen concrete bezwaren hebben aangevoerd tegen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid die nieuwvestiging van intensieve veehouderijen mogelijk maakt.

De Raad van State heeft uiteindelijk het beroep van de appellanten voor zover ingesteld door de niet-ontvankelijke partijen afgewezen en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2009.

Uitspraak

200806239/1/R2.
Datum uitspraak: 26 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Olst-Wijhe (hierna: de raad) bij besluit van 3 december 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Bestemmingsplannen buitengebied Olst-Wijhe, partiële herziening intensieve veehouderij".
Tegen dit besluit hebben [appellanten] (hierna in enkelvoud: [appellant]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 augustus 2008 en gecorrigeerd bij brief van 11 september 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juli 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door H.M. Leusink, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door ing. J.A. Veldhuis, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Bij brief van 11 september 2008 heeft [appellant] een lijst overgelegd van personen door wie zij gemachtigd is op te treden. Op deze lijst staan personen vermeld, die geen zienswijze bij de raad naar voren hebben gebracht. Dit betreft [appellant a], [appellant b] en [appellant c].
Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, en 56, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 27 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het besluit tot goedkeuring van het college door de belanghebbende die tegen het ontwerpplan tijdig een zienswijze bij de raad naar voren heeft gebracht. Dit is slechts anders voor zover de raad bij de vaststelling van het plan daarin wijzigingen heeft aangebracht ten opzichte van het ontwerp, dan wel indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht. Geen van deze omstandigheden doet zich voor.
Voor zover de vermelding van [appellant a], [appellant b] en [appellant c] op de voornoemde lijst aldus moet worden begrepen dat daarmee door hen beroep wordt ingesteld, is dit beroep derhalve niet-ontvankelijk.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Het bestemmingsplan voorziet in de doorwerking van het beleid voor de intensieve veehouderij zoals dat in het reconstructieplan Salland-Twente (hierna: het reconstructieplan) is verwoord. Voo[appellant a] lopend op het integrale bestemmingsplan "Buitengebied" dat de gemeente Olst-Wijhe samen met de gemeenten Deventer en Raalte voorbereidt, wordt met het bestemmingsplan "Bestemmingsplannen Buitengebied Olst-Wijhe, partiële herziening intensieve veehouderij", het beleid voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de intensieve veehouderij vastgelegd. Het betreft een juridische vertaling van het beleid voor de intensieve veehouderij van het reconstructieplan en de daarin opgenomen reconstructiezones (bestaande uit extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden) naar het bestemmingsplan. De relevante bepalingen uit de vigerende bestemmingsplannen zijn aangepast aan dat beleid. Resultaat is dat er binnen de zone extensiveringsgebied geen ontwikkelingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijbedrijven zijn. In verwevingsgebieden kunnen bestaande intensieve bedrijven doorgroeien afhankelijk van de omgevingsruimte; het beginnen van een intensieve veehouderijtak of -bedrijf is niet toegestaan. In landbouwontwikkelingsgebieden is ruimte voor de ontwikkeling van intensieve veehouderij. Met het plan wordt voorkomen dat ontwikkelingsmogelijkheden uit vigerende bestemmingsplannen worden benut die in strijd zijn met het reconstructieplan en de Reconstructiewet concentratiegebieden (hierna: Rcw).
2.4. [appellant] betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de aanduiding "Landbouwontwikkelingsgebied" ten (noord)oosten van Wijhe voor zover daarmee de vestiging van grootschalige, intensieve veehouderijen mogelijk wordt gemaakt. [appellant] voert daartoe aan dat binnen de aanduiding "Landbouwontwikkelingsgebied" ten onrechte de mogelijkheid bestaat om op diverse locaties megavarkensstallen te ontwikkelen tot 20.000 varkens per bedrijf. In dit verband vreest [appellant] voor gezondheid, stank- en geluidsoverlast, aantasting van de woonomgeving en ontregeling van de ter plaatse aanwezige infrastructuur.
2.5. Ter zitting is gebleken dat het beroep zich hoofdzakelijk richt tegen de begrenzing van het landbouwontwikkelingsgebied. Vast staat dat deze begrenzing overeenstemt met het landbouwontwikkelingsgebied in het reconstructieplan.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 januari 2009, nr. 200806501/6) kan, voor zover hier van belang, ingevolge artikel 29, derde lid, van de Rcw, zoals deze bepaling luidde ten tijde hier van belang, het inbrengen van bedenkingen als bedoeld in artikel 27 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of beroep als bedoeld in artikel 54, tweede lid, onder d, van die wet, geen betrekking hebben op die onderdelen van een bestemmingsplan die voortvloeien uit een bekendgemaakt reconstructieplan.
Voor zover het beroep betrekking heeft op de in het bestemmingsplan opgenomen zonering intensieve veehouderij, bestaande uit extensiveringsgebieden, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden, zoals deze is neergelegd in het reconstructieplan, overweegt de Afdeling het volgende. Uit de uitspraak van de Afdeling van 12 april 2006, nr.
200408033/1, volgt dat ten aanzien van het reconstructieplan beroep heeft open gestaan tegen de daarin neergelegde zonering intensieve veehouderij. De onderdelen van bestemmingsplannen die voortvloeien uit onderdelen van het reconstructieplan waartegen beroep heeft open gestaan, vallen onder de reikwijdte van artikel 29, derde lid, van de Rwc. Derhalve kan het beroep daarop geen betrekking hebben.
Voor zover het beroep blijkens de toelichting ter zitting mede is gericht tegen de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid waarmee nieuwvestiging van intensieve veehouderijen binnen het landbouwontwikkelingsgebied mogelijk wordt gemaakt, zijn door [appellant] geen concrete bezwaren aangevoerd tegen de voorwaarden van deze bevoegdheid, doch enkel tegen het feitelijk hanteren daarvan. Tegen een vastgesteld wijzigingsplan staan afzonderlijke rechtsmiddelen open, waarbij eventuele bezwaren van [appellant] aan de orde kunnen worden gesteld.
2.6. Het beroep is, voor zover ontvankelijk, ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep voor zover het is ingesteld door [appellant a], [appellant b] en [appellant c] niet-ontvankelijk;
II. verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2009
429-602.