200900729/1/H1.
Datum uitspraak: 26 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Wassenaar,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 december 2008 in zaak nr. 08/1876 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar.
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar (hierna: het college) het door [appellant] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 25 september 2006, waarbij het college aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning heeft verleend voor het vergroten van de woning aan de [locatie] te Wassenaar (hierna: het perceel), opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2008, verzonden op 24 december 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juli 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. A. de Groot, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. de Heij, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. M.J.E.L. Delissen, advocaat te Den Haag.
2.1. Het bouwplan voorziet in een uitbreiding van de woning over twee bouwlagen alsmede een aanbouw van één bouwlaag aan de achterkant van die woning. Hierin is een zwembad gesitueerd.
2.2. Niet in geschil is dat het college in redelijkheid krachtens artikel 15, eerste lid, onder a, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening gelezen in samenhang met artikel 3, derde lid, aanhef en onder b, van de planvoorschriften vrijstelling heeft kunnen verlenen voor het bouwplan. Voor het overige is het bouwplan, naar niet in geschil is, niet in strijd met het bestemmingsplan.
2.2.1. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat realisering van het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet. Daartoe voert hij aan dat aan het welstandsadvies zodanige gebreken kleven, dat het college dit niet aan zijn besluit van 26 februari 2008 ten grondslag heeft mogen leggen. Zo stelt hij dat de welstandscommissie niet is uitgegaan van het bouwplan als één geheel, waarbij hij erop wijst dat voor de uitbreiding van de woning over twee bouwlagen en voor de aanbouw twee afzonderlijke bouwtekeningen zijn ingediend. Volgens [appellant] is het bouwplan in strijd met in de welstandsnota "Handboek Welstand en Beeldkwaliteit" (hierna: de welstandsnota) neergelegde criteria, disproportioneel groot in verhouding tot zijn omgeving.
2.2.2. In de gemeentelijke welstandsnota staat op bladzijde 225 onder meer:
"De bestaande beeldkwaliteit van de buurt is kader voor welstandstoetsing. Uitgangspunt voor nieuw-, aan-, en verbouw is behoud van de beeldkwaliteit en karakteristieken door aan te sluiten bij de omgeving in typologie, massa, materialisatie en detaillering. (…) De toegevoegde massa is op een zodanige manier vormgegeven dat deze het hoofdhuis in waarde laat en in architectuur daarbij aansluit. De in de oorspronkelijke bouw gebruikte materialen worden ook in de uitbreiding toegepast. Door voorgaande worden karakteristieken en beeldkwaliteit zoveel mogelijk behouden".
2.2.3. Het college stelt zich bij besluit van 26 februari 2008, onder verwijzing naar uitgebrachte welstandsadviezen, op het standpunt dat het bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. Op 4 april 2006 heeft de commissie welstand en cultureel erfgoed (hierna: de welstandscommissie) over het bouwplan een positief advies uitgebracht. In reactie hierop heeft [appellant] een brief van de stichting Dorp, Stad en Land van 1 mei 2007 overgelegd waarin het bouwplan wat de massa en uitstraling betreft in strijd met redelijke eisen van welstand wordt bevonden. De verdieping wordt onvoldoende ondergeschikt aan het hoofdgebouw geacht en tast daardoor volgens de stichting het hoofdgebouw te veel aan. Met name het doorzetten van de kap wordt als ongewenst beschouwd. Voorts wordt opgemerkt dat onvoldoende eenheid bestaat tussen de vormgeving van de aanbouw en de uitbreiding over twee verdiepingen. De welstandscommissie heeft op 15 oktober 2007 opnieuw een positief advies uitgebracht en is daarbij ingegaan op de stellingen van de stichting Dorp, Stad en Land. Gesteld wordt dat in de nieuwe situatie het hoofdgebouw nog duidelijk herkenbaar is. De aanbouw is in het beeld duidelijk afleesbaar als toevoeging. Mede gezien het, in verhouding tot het hoofdgebouw, zeer geringe volume, is sprake van voldoende ondergeschiktheid van de aanbouw aan het hoofdgebouw, aldus het advies. Op 18 februari 2008 is nog een advies uitgebracht, waarin wordt geoordeeld dat de toegevoegde massa op een zodanige wijze is vormgegeven dat deze het hoofdhuis in waarde laat en in architectuur daarbij aansluit.
2.2.4. Er bestaat geen aanleiding om te denken dat de welstandscommissie bij de toetsing van het bouwplan niet is uitgegaan van het gehele voorliggende bouwplan, bestaande uit een uitbreiding over twee verdiepingen van en een aanbouw aan de bestaande woning. De omstandigheid dat afzonderlijke bouwtekeningen zijn ingediend, vormt daarvoor onvoldoende aanknopingspunt. Ook overigens is daarvoor geen aanwijzing gevonden.
Voor zover [appellant] betoogt dat het bouwvolume, althans de oppervlakte, van de in het bouwplan voorziene uitbreiding van de woning disproportioneel groot is, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het volume van het bouwplan niet in strijd is met ter plaatse geldende bestemmingsplan "Villawijken" (hierna: het bestemmingsplan) en dat de welstandstoets zich in beginsel dient te richten naar de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. [appellant betoogt in dit verband dat de uitbreiding van de woning ertoe leidt dat de oppervlakte van de woning op de begane grond toeneemt van 121 m2 naar 178 m2, en daarmee niet ondergeschikt aan de rest van de woning kan worden geacht. De aanbouw bestaat echter uit één verdieping en de woning heeft er drie. Er bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet op grond van de welstandsadviezen het standpunt heeft kunnen innemen dat de aanbouw ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Voorts heeft het in het bouwvolume van de uitbreiding, gelet op het volume van de woning en woningen in de omgeving van het perceel, geen aanleiding moeten zien om het bouwplan in strijd met redelijke eisen van welstand te achten. Ten aanzien van het betoog van [appellant] dat de situering van het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand, heeft het college, onder verwijzing naar het welstandsadvies, zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat vanuit welstandsoverwegingen voldoende vrije ruimte rond de woning op het perceel aanwezig is. Dat [appellant] vanuit zijn woning uitkijkt op de bouwlocatie, hetgeen hij hinderlijk acht, leidt niet tot een andere conclusie. Deze omstandigheid is op zichzelf niet van belang bij de beoordeling of een bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Onder vorenstaande omstandigheden heeft de rechtbank terecht overwogen dat het advies van de welstandscommissie naar inhoud en wijze van totstandkoming geen zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Van Driel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2009