ECLI:NL:RVS:2009:BJ5554

Raad van State

Datum uitspraak
19 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808320/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing toevoeging rechtsbijstand aan niet-ingeschreven advocaat in psychiatrisch patiëntenrecht

In deze zaak heeft de Raad van State op 19 augustus 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor toevoeging als raadsman door de Raad voor Rechtsbijstand, die op 17 december 2007 werd genomen. De Raad had de aanvraag afgewezen omdat [appellant] niet ingeschreven was voor het specifieke rechtsgebied van psychiatrisch patiëntenrecht, zoals vereist door de Wet op de rechtsbijstand (Wrb).

De rechtbank Amsterdam had eerder, op 10 november 2008, het beroep van [appellant] tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. [appellant] stelde dat hij recht had op de toevoeging, omdat hij eerder al toevoegingen had ontvangen voor dezelfde cliënt. De Raad van State oordeelde echter dat deze eerdere toevoegingen op onjuiste gronden waren verstrekt en dat [appellant] hier geen rechten aan kon ontlenen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Raad op goede gronden de aanvraag had afgewezen. De Afdeling stelde vast dat [appellant] niet voldeed aan de deskundigheidseisen die in de inschrijvingsvoorwaarden waren vastgesteld. De Raad was bevoegd om de last tot toevoeging af te wijzen, en er waren geen bijzondere omstandigheden die toepassing van de uitzonderingsgronden van artikel 16 Wrb rechtvaardigden.

Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200808320/1/H2.
Datum uitspraak: 19 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], kantoorhoudend te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 november 2008 in zaak nr. 08/1435 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 december 2007 heeft de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam (hierna: de Raad) een last tot toevoeging van [appellant] als raadsman afgewezen.
Bij besluit van 11 april 2008 heeft de Raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 november 2008, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 november 2008, hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een reactie op het verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 22 juli 2009.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) wordt rechtsbijstand verleend door advocaten die door de Raad zijn ingeschreven.
Ingevolge artikel 14 worden alle in het ressort kantoor houdende advocaten die daartoe een aanvraag hebben ingediend, door de Raad ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b kunnen de door de Raad te stellen voorwaarden betrekking hebben op de deskundigheid van de advocaat op bepaalde rechtsgebieden.
Ingevolge artikel 16 kan de Raad in bijzondere gevallen beslissen dat rechtsbijstand zal worden verleend door een niet ingeschreven advocaat. Als bijzonder geval kan worden aangemerkt:
a. de uitdrukkelijke en gemotiveerde wens van de rechtzoekende, door een bepaalde advocaat te worden bijgestaan;
b. de behoefte aan bijstand door een advocaat die over specifieke deskundigheid op een bepaald rechtsgebied beschikt.
Ingevolge artikel 44, eerste lid, kan de Raad aan personen die zich krachtens het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering door een raadsman kunnen doen bijstaan, een advocaat toevoegen.
In artikel 4 van de inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2007 Hofressort Amsterdam (hierna: de inschrijvingsvoorwaarden) is vastgesteld dat tot het Psychiatrisch patiëntenrecht toegelaten advocaten moeten voldoen aan bepaalde deskundigheidseisen.
Volgens aantekening 4 bij artikel 44 van de Wrb in het Handboek Toevoegen 2007, strekken de inschrijvingsvoorwaarden zich ook uit tot toevoegingen die op ambtshalve last van de rechter worden afgegeven. Dat betekent onder andere dat voor de zaak in kwestie, ook in geval van lastgeving, geen toevoeging kan worden verleend indien de advocaat niet aan de in de voorwaarden gestelde deskundigheidseisen voldoet/heeft voldaan, aldus aantekening 4.
2.2. De Raad heeft bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 17 december 2007 de door de rechtbank gegeven last tot toevoeging van [appellant] als raadsman aan een cliënt afgewezen omdat hij niet door de Raad is ingeschreven voor het specifieke gebied waarop de aangevraagde rechtsbijstand betrekking heeft, te weten het psychiatrisch patiëntenrecht.
2.3. De rechtbank heeft in het door [appellant] aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de Raad zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wrb in de weg stond aan verlening van de gevraagde toevoeging. [appellant] stond niet als advocaat op het gebied van psychiatriespecialisatie bij de Raad ingeschreven. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de eerder afgegeven toevoegingen aan [appellant] ten behoeve van dezelfde cliënt niet tot gevolg hebben dat de Raad dit opnieuw zou moeten doen. Deze toevoegingen zijn op onjuiste gronden verstrekt. Mede doordat [appellant] hiervan op de hoogte was kan hij hier geen rechten aan ontlenen, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen.
Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat [appellant] niet in aanmerking komt voor toepassing van de uitzonderingsgronden van artikel 16 van de Wrb. Dat [appellant] zijn cliënt al meermalen heeft bijgestaan is geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in dit artikel.
2.3.1. Nu [appellant] niet voldoet aan de in artikel 4 van de inschrijvingsvoorwaarden gestelde deskundigheidseisen is de Afdeling van oordeel dat de Raad, op grond van artikel 44 van de Wrb en het terzake gevoerde beleid, dat past binnen de door de Wrb gegeven bevoegdheden, bevoegd is om de last die door de rechtbank is afgegeven af te wijzen en dit op goede gronden heeft gedaan.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009
18-621.